Lezingen

Nieuws
Werk
   -Alle
   -Ebooks
   -Luisterboeken
   -Bewerkt/Verfilmd
   -Vertaald
   -Bekroond

Auteur
   -Biografie
   -Bibliografie
   -Prijzen
   -Interviews
   -Standpunt
   -Dissertaties
   -Favorieten

Audio/Video
Foto's
Contact

Brief Aan 7 Miljardste Inwoner

Verschenen in De Standaard voorgelezen op Klara op 31 oktober 2011, de geboortedag van de 7 miljardste inwoner op aarde

31 oktober 2011

Lieve Arundhati,

Zoals je daar in je wiegenbedje ligt, je oogjes op mij gericht, beeldschoon kind dat naar geroosterde amandelen en naar versgebakken kaakjes ruikt, kan ik er niets aan doen, maar ik grijp meteen naar mijn borsten. ‘Heb ik melk?’ is het eerste wat ik me afvraag. Je moet weten, jij boterbies, jij mooie, breekbare pop: mijn voortplantingscomplex en mijn moederinstinct zijn on-be-heers-baar. In het eerste studiejaar van mijn lagere school fantaseerde ik hoe ik aan de borsten van mijn juf zoog. Tegen mijn vijftiende had ik mezelf al met alle voedsters en opvoeders ter wereld vereenzelvigd. Een hoofdje in de holte van mijn arm, de smakkende lippen naar mij gekeerd… , de aandrang was bij mij biologisch voorgeprogrammeerd.

En nu vind ik jou hier in dit wiegje, jij fluisterkind, jij appelbloesem. Je bent de zeven miljardste mens op deze aardbol, en eigenlijk zijn we stilaan met te veel. Dus moet ik mededelen, jij leeuwerik, jij ongeschonden vrieskind, dat het voor jou voortaan toch wel een beetje anders zal moeten. Huil maar niet, we gaan je niet dwingen. Ik heb het niet over een éénkind-politiek of over sterilisatie. Welnee , we gaan gewoon beetje op je inpraten. Je zult vast wel kunnen loskomen van die geconditioneerde impuls, dat is maar een kwestie van willen. Ethisch – daar zijn alle gezindten het over eens - maakt het niet uit op wie je je naastenliefde richt. Er zijn nog wel andere wezens even hulpeloos als een baby. Je kunt een hondje nemen. Of van een bejaarde leren houden. Van mij bijvoorbeeld, over dertig jaar. Dan kun je met dezelfde liefde, en met dezelfde toewijding mij in je armen nemen, ik, met mijn witte haren, mijn kraaloogjes en mijn tandeloze mondje naar binnen getrokken als een aars, en kun je je neus in mijn haren drukken, me wiegen en voeden en tegen me fluisteren: mijn kristal, mijn breekbare pop, mijn soes die van dutten houdt, mijn boterbies.

Wat zeg je, liefje, je denkt niet dat je dat kunt opbrengen? Je wil een kind in je armen houden, niet een hond of een bejaarde? Ik weet het, jij prinsessenboon, jij fretje met je spitse gezichtje, maar je zult nu toch echt wel rekening moeten houden met de exponentiële aanwas van onze soort. Wij hier in Europa kunnen het niet doen. Terwijl jij daar in India je biologische voorbeschikking bijstelt, word ik hier hopelijk snel oma. Dat is nodig, namelijk, tegen onze vergrijzing. Dan zal ik er weer eentje tegen me aan leggen, het hoofdje in de holte van mijn arm, zo’n zuigsnuitje, een pruilaapje, een schuimbekje. Want ik kan er niets aan doen, mijn moederinstinct is on-be-heers-baar, dat heb ik je wel al eens verteld.

Kusjes, mijn nestvinkje, mijn droomoor, mijn roomsoes,

Je verre tante Anne

(Anne Provoost)