| |||
Nieuws Auteur |
De koelkast
Onderstaand fragment weglaten uit de eindversie van 'In de zon kijken' ging vanzelf. Het is geschreven bij wijze van proef, omdat ik mijn hoofdpersoon aan een onderzoekje wilde onderwerpen. De ik-persoon Chloë is in mijn boek nog een kind. Bij het schrijven van haar verhaal werd ik benieuwd naar hoe ze zou zijn als volwassen vrouw. Daar kwam ik achter door een fragment te schrijven dat zich vele jaren na mijn vertelling afspeelt. Ik noemde het ‘Koelkast’, omdat het stukje is ontstaan uit mijn eigen paranoïde verhouding met mijn koelkast. Ik wist al bij het optekenen dat het fragment niet in de eindversie zou worden opgenomen. Mijn hoofdpersoon moest op de ontleedtafel omdat ik zekerheid wou hebben over mijn gebruik van de tijd. 'In de zon kijken' is geen terugblik van een volwassene op haar kindertijd, maar vertrekt vanuit de onmiddellijke beleving van een meisje jonger dan tien. De combinatie met de tegenwoordige tijd is in een verhaal met een kinderlijk standpunt niet gebruikelijk. Ik wist dat ik me problemen op de hals haalde. Wat kan een kind weten, wat kan het zeggen, wat kan het waarnemen? Hoe verschilt haar perspectief van dat van een volwassene? Klinkt Chloës innerlijke stem anders als ze volgroeid is? Ze denkt vast aan andere dingen, maar heeft ze ook een andere gevoeligheid? Zijn haar zintuigen anders ingesteld? De moeder van Chloë wordt blind. Ik schreef over het kijken van een moeder naar haar dochter, en over wat er gebeurt als de blik in gevaar is. Ik zocht een vorm die het verhaal staafde:als de moeder blind is, is bij wijze van spreken haar verhaal afgelopen, want er kan niet meer worden geregistreerd. Ook als het kind terug-kijkt zijn het haar waarnemingen die het verhaal vooruit duwen, niet haar interpretaties. Een fragment in de toekomst schrijven, helemaal los van de rest van het verhaal, lag mooi in de lijn van waar ik mee bezig was. Elk hoofdstuk van 'In de zon kijken' plaatst een beeld in het brandpunt, bijna alsof je een fotoboek bekijkt. In mijn hoofd schreef ik een roman in korte verhalen, of een kortverhalenbundel in romanvorm. Ik ging uit van de manier waarop ik mijn kindertijd heb ervaren: als gefragmenteerd, vol met kleine herinneringen waarvan je niet meer weet waarom je ze hebt onthouden, zonder zicht op de samenhang of op het geheel. Zoals je in een dichtbundel ogenschijnlijk elk gedicht kunt weglaten, zo wilde ik dat je in dit boek een hoofdstuk kon weglaten. Ik onderzocht de relevantie van onbenulligheden, ging na hoe het altijd de kleine bewegingen zijn die mensen groot maken. De emotionele resonantie van details wilde ik erin hebben, en van de banale gevallen van heirkracht. Zo schrijven drukt een levensbeschouwing uit, natuurlijk: meestal is het bestaan een vlakke rit, en als het toch een zware etappe wordt, dan is dat niet omdat het parcours vol cols zit, maar omdat het zo gestaag doorgaat, als één langgerekt vals plat. Toen ‘Koelkast’ af was, wist ik zeker dat de volwassen Chloë niet veel verschilde van de Chloë in mijn boek. Ze ervaart, voelt aan, beseft, ze is vrij sensitief, haar gevoelens zijn gecompliceerd. Als volwassene heeft ze een context, als kind ontbreekt die nog. De schrijver, ik dus, verwoordt wat zij beseft en ervaart. Als de jonge Chloë de directe rede gebruikt, voel je dat ze nog een kind is, met een kleine woordenschat en beperkte taalvaardigheid. Maar in haar hersenpan kolkt en bruist het. Ik geef kleine Chloë de woorden waarover ze nog niet beschikt, en zo doe ik haar recht. DE DAG VAN haar operatie was ze nog bij me op bezoek. Met opgetrokken schouders, haar ogen grijzer dan ooit, haar handen kruislings in haar mouwen geschoven, stapte ze mijn hal in, de wangen gloeiend van de warme taxi. Ze had haar jas open, onder haar sjaal was de huid over haar sleutelbeen zichtbaar. ‘Gezien wat een weer we hebben? Als dat geen geluk brengt!’ zei ze. Op haar kraag en schouders een boord van vlokken, in haar haren de glinstering van natte sneeuw. Onder haar arm klemde ze een glazen schaal op een voet, een cellofaantje eroverheen. Ze stampte nadrukkelijk op de vloermat. In mijn hal hangt een spiegel. Ze keek erin.
‘O jeetje,’ zei ze, lachend. Hoofdpagina's: ZonKijken | Arkvaarders | Roos&zwijn | Vallen | Grindewal | Springdag | Beminde Ongelovigen |