Lezingen

Nieuws
Werk
   -Alle
   -Ebooks
   -Luisterboeken
   -Bewerkt/Verfilmd
   -Vertaald
   -Bekroond

Auteur
   -Biografie
   -Bibliografie
   -Prijzen
   -Interviews
   -Standpunt
   -Dissertaties
   -Favorieten

Audio/Video
Foto's
Contact

Interviews

Feeling, herfst 2001
Annelies De Waele

Anne Provoost (37) koestert haar woorden en boeken (Mijn tante is een grindewal, Vallen, De Roos en het Zwijn) als haar drie kinderen, Cornelius (8), Martha (6) en Basil (3). Erkenning en prijzen, onder meer de Gouden Uil voor Vallen, vielen haar te beurt. Ongeveer gelijktijdig met haar nieuwe boek, De arkvaarders, komt de Engelstalige verfilming van Vallen, Falling in de Vlaamse zalen. 'Ik denk dat ik voor mezelf tientallen levensvervullingen kan verzinnen. 't Is nu toevallig schrijven geworden.' Een compromisgesprek over het wikken en wegen van zinnen op papier, de roep van pen en verhalen, de vloeibaarheid van alledag, en het niet per se kunstenaar willen zijn.

Falling wordt de eerste langspeelfilm van regisseur Hans Herbots en verenigt acteerkruim als Jill Clayburg en Koen De Bouw. Ook al omdat ze er van dichtbij bij betrokken was, is Provoost danig enthousiast over deze versie van haar verhaal over het thema extreem-rechts, waarin een adolescent op zoek gaat naar de roots van zijn foute grootvader en zelf bij de liefde voor een joods meisje uitkomt. ,,Ik was vaak op de set, omdat het zo boeiend was. Ik werd erin meegezogen. Ik heb Hans ertoe gebracht om verder van het boek af te gaan staan en vragen te stellen over wat er gebeurd op momenten dat het hoofdpersonage Lukas er niet bij is en dus niet kan rapporteren. Het heeft te maken met dezelfde dingen vertellen met ander materiaal.''

Dat hervertellen zit Provoost in het bloed. De roos en het zwijn (1997) werd haar schaduwverhaal van het bekende sprookje over De Schone en het Beest. In De arkvaarders laat ze op haar eigen poëtische wijze en via vele lagen en schuifjes het oude Genesis-verhaal van de Ark van Noach verslaan door de ogen van een jonge vrouw, Re Jana. Alweer een bijzonder boek.

Hoe ben je bij het verhaal van de arkvaarders en de erbij horende thema's en vragen gekomen?
Anne Provoost: "Zoals het wel vaker gaat: op een bepaald moment word ik aan iets, een verhaal, herinnerd en komt de overtuiging dat ik met dat materiaal mijn ding wil doen. In de laatste twee boeken ging het veeleer toevallig om een af, bestaand verhaal. De arkvaarders ontstond vele jaren geleden al, toen ik samen met collega-auteurs de theaterschrijfcursus 'Stukschrijven' bijwoonde. Een van de opdrachten was een scène schrijven waarin een gezin aan tafel zit en er iets gebeurt waardoor die familie uit elkaar valt. Zo kwam ik bij Noach en zijn drie zonen terecht, die zich na een lekkere maaltijd realiseren dat ze de duif hebben opgegeten die ze later nodig hebben om het olijftakje te halen. Toen al herontdekte ik dat mooie verhaal van de Ark als een ware goudmijn, zeker met het oog op hervertelling."

"Hoeveel keer dat dan al door anderen gebeurd is en hoe, maakt me niet uit. Ik doe het toch op mijn eigen manier. Op dat moment wis ik zelfs potentiële lezers uit mijn gedachten. Ik hoop alleen dat mijn zin om iets te vertellen zal resulteren in een boek dat ook graag gelezen wordt. En dat het als kapstok dient voor een aantal thema's. Hier zijn dat onder meer: het bizarre geloof in een God die straft, het 20ste eeuwse idee van het einde der tijden met het broeikaseffect, mond-en-klauwzeer, ... We weten dat die dingen ons boven het hoofd hangen, maar we lijken te verlamd, te lui of te verzadigd om er daadwerkelijk tegenin te gaan."

Was je altijd al een Bijbellezer?
Anne Provoost: "De bijbel wordt te weinig gelezen. Voor mij is het puur literatuur. Ik benader die geschriften graag historisch en antropologisch. Het is in zekere zin jammer dat in ons godsdienstonderricht de klemtoon verschoven is van 'verhalen' naar 'levenshouding'. Soms ben ik jaloers op die protestantse kinderen die die verhalen, hoe cru ook, zomaar op hun bord krijgen. Ze hebben die toch maar mee, bijvoorbeeld voor latere museumbezoeken. De research voor dit boek was bijzonder boeiend. Wanneer leefden die mensen? Wanneer werd dit verhaal opgeschreven? Wat was het belang van het water? Hoe leven in de woestijn? Al die draden vormden een herontdekking van de verhalen uit mijn jeugd."

Hoe bewust ga je op zoek naar eigen invalshoeken om te vermijden dat je dingen herhaalt?
"Aan De roos en het zwijn heb ik nogal wat toegevoegd, het werd bijna onherkenbaar. Concreet ga ik letterlijk alles in vraag stellen en omdraaien, in dit boek bijvoorbeeld het godsbeeld. Ik wil ook een deel voorkennis laten varen en zaken op een andere manier bekijken. Neem bijvoorbeeld zoiets als belangeloze liefde. Je kan je afvragen of zoiets in die tijd van Noach bestond. Het zal wel niet: het leven was toen veel te veel een zaak van leven en dood, om romantisch te gaan doen. Maar het blijft altijd wrikken tussen inzichten en herkenbaarheid voor de lezer. Daar ontstaat in de literatuur ook de dialoog. Het is nog veel te vaak zo, en dat zie je ook in het onderwijs, dat iemand de lezer een boek aanreikt en die dan vraagt eruit te halen wat te schrijver bedoeld heeft. Maar wat heeft die bedoeld? Gewoon wat de lezer erin leest, toch? De schrijver heeft vooral een goed verhaal willen vertellen. Zo hoorde ik over Vallen ooit iemand beweren dat de titel van het boek verwijst naar het feit dat Caitlin maar één voet heeft en dus omvalt. Mij goed."

Wordt je engagement groter naarmate lezers, prijzen, geld zich opstapelen?
Anne Provoost: "Ik ben angstiger. Ik anticipeer meer, in alle richtingen. Er zit nu zo'n criticastertje op mijn schouder, dat meeleest. Bij mijn eerste boek had ik dat helemaal niet. Omdat ik gewoon niet voorzag dat het ooit gepubliceerd zou worden. Maar ik deed mijn best, omdat ik wel wist dat het door minstens een aantal mensen zou gelezen worden. Wat nog niet betekent dat ik me algemeen naar die lezer voeg. Ik zeg liever: ik ga er mee om. Soms is het wel goed dat je niet weet waar je aan begint met zo'n boek. Want er zijn natuurlijk momenten dat je denkt: ,,Nu liever even niet.'' Deze roman heeft me veel moeite gekost, en is het dat allemaal wel waard? Het is tenslotte maar een roman."

"Mensen vragen vaak: zou je nog schrijven als je niet gelezen werd, er geen geld mee verdiende, slechte kritieken kreeg, ...? Andere schrijvers antwoorden dan spontaan: ik moet schrijven! Ik kan me niet voorstellen dat ik op een onbewoond eiland in mijn eentje een boek zou schrijven, of een verhaal in een taal die niemand begrijpt... Het geld is een andere zaak: ook als er geen inkomen aan vasthing, zou ik het wel volhouden."

Ik zie een breuk tussen jouw twee eerste boeken en de twee laatste. Terwijl Mijn tante is een grindewal (thema incest, nvdr) en Vallen meer over hier en nu gaan en min of meer een boodschap inhouden, ligt bij De Roos en het Zwijn en De arkvaarders de klemtoon veeleer op het vertellen ...
Anne Provoost: Voor mij springen meer de verwantschap dan de verschillen in het oog. Vallen is ook ontstaan vanuit de drang om te vertellen. Daar slopen dan dingen in die je 'een thema' zou kunnen noemen. In de volgende boeken is dat misschien minder grijpbaar. Zo is het in Vallen duidelijk dat er iets gezegd wordt over extremisme. Maar hoeveel lezers denken aan het thema 'schuld en boete' als Rosalena haar haren afsnijdt? Ik weiger die boeken zo in twee delen op te delen, omdat ik weet hoe ik aan elk boek begin. Ik wil vertellen en in het vertellen voel ik al de behoefte aan diepgang. Ik weet altijd dat ik heel lang ga werken aan een boek. Dat heeft met mijn gezinssituatie te maken, met het feit dat ik langzaam vorder en ook omdat ik houd van complexiteit. Als ik dat weet, moet het boek wel meer zijn dan een dun verhaal. Zo kom je onvermijdelijk bij 'zware thema's' uit. Zelfs liefde wordt dan gelaagd. En ik weet niet wat er zou overblijven, als ik die thema's eruit zou halen.

Boeken die in een opwaartse spiraal naar een goed einde lopen, vind ik minder interessant. De doelgroep van de boeken veroudert wel. En ook ik word ouder, waardoor ik -naar ik hoop- complexer denk. Heeft ook te maken met mijn grenzen willen verleggen. Ik wil liefst niet twee keer hetzelfde doen. Op schrijvers die dat wel kunnen, ben ik eigenlijk wel wat jaloers. Die zijn minder rusteloos. Blijft dat ik nog maar een viertal boeken heb geschreven. Het is moeilijk om in zo'n klein oeuvre al een lijn in te trekken.

Je vordert langzaam, zeg je. Jouw stijl heeft inderdaad iets onthaast: alsof je op elke zin heel lang broedt ...
Anne Provoost: Ik denk niet dat ik langzaam ben. Ik kan heel veel dingen snel en tegelijk doen. Een typisch vrouwelijk kenmerk overigens. En ik wil niet traag schrijven, maar ik wil dat het goed is. Mijn ideeën wijzigen, ik krijg betere inzichten in het geheel, ik begrijp zinnen beter en voel dan hoe ik die moet veranderen. Ik schrijf heel snel, maar ik herschrijf ook massa's. Je moet die stapels hier zien liggen: allemaal nieuw uitgeprinte versies. Tienduizenden bladzijden papier verspil ik aan een boek. Die traagheid hangt ook samen met deze fase van mijn leven, met drie kleine kinderen. Mijn leven moet vloeibaar zijn. Ik kan niet zeggen: ik heb nu inspiratie en ik moet aan mijn bureau gaan zitten. Want dan wordt mijn zoontje ziek en moet mijn aandacht eerst naar hem gaan. Vanochtend heb ik met Basil op schoot de hele tijd correcties zitten invoeren. Vrouwen hebben met dat coördineren niet zo'n probleem, ze zijn daar op ingesteld. Als ik sommige schrijvers hoor praten over hun inspiratie, denk ik: luxepaardjes. Ik kan niet de nacht doorschrijven, want vroeg in de ochtend staan mijn kinderen weer aan mijn bed. Ik vind dat niet erg. Maar ik weet wel dat als vrouwen presteren, het gebeurt onder heel andere omstandigheden dan bij mannen.

Hoe deel je je dag in?
Anne Provoost: Niet, dus. Mijn strikte schema kan elk moment in het honderd lopen. Het komt erop aan, je niet te laten ontmoedigen omdat je even niks kunnen doen hebt. Soms gebeurt het dan dat je een vrije avond hebt om naar de film te gaan, en die moet laten vallen om werk in te halen. Maar dat kan je dan alleen als je datgene waar je alle andere dingen voor laat, heel graag doet. Anders blijven er alleen het zorgen en het werk.

Je wil ook een beetje af van het idee dat jij een huismoeder bent die tussen soep en aardappelen even een boek op papier zet. Schrijven is voor jou heel duidelijk een vak.
Anne Provoost: Mensen uit mijn omgeving weten wel hoeveel uren en hoeveel toegevingen een boek mij kost. Als je het zou uitrekenen, werk ik wie weet aan tien frank per uur. Dankzij de subsidies kan ik ervan leven. Toen de kinderen heel klein waren, heb ik nooit mijn werk stilgelegd. Ze bleven bij een onthaalmoeder om de hoek, zodat ik wel borstvoeding kon blijven geven. Maar zelfs in de kraamkliniek zat ik te noteren. Misschien lijkt het alsof ik een workaholic ben of geen respect heb voor het pasgeboren kind. Nee, voor mij is schrijven gewoon een state of mind. Ik kan een baby voeden en een idee krijgen en dat dan noteren. Het zit allemaal zo sterk met elkaar verweven.

Toch een noodzaak?
Anne Provoost: Het is veeleer een plezier. Maar ik denk dat ik voor mezelf tientallen levensvervullingen kan verzinnen. 't Is nu toevallig schrijven geworden. Vooral voor jonge mensen wil ik ons beroep wat demystifiëren. Wie beweert dat schrijven iets uitzonderlijks is, maakt de afstand tussen schrijvers en gewone mensen zo groot. Die zegt: ik heb iets dat jij niet hebt. Terwijl ik wil gezegd hebben: ik heb me gewoon in iets vastgebeten; ik had de behoefte om me uit te drukken, en koos ervoor om dat al schrijvende te doen. Omdat ik veel schreef, kon ik het goed en daardoor deed ik het ook graag. Je wordt niet als schrijver geboren. Je hebt wat taalgevoel, en een mogelijkheid tot expressie. En daar ga je mee aan de slag. Van een schilder wordt aanvaard dat die oefent en groeit. Bij een schrijver is het alsof het hem allemaal wordt aangereikt en alsof hij of zij een stem hoort die verhalen dicteert. Nu, ik hoor die stem niet. Voor mij is schrijven een vermogen om op een creatieve manier problemen op te lossen. Zoals een kind een kamp bouwt en daarvoor op zoek gaat naar alles wat kan dienen als materiaal. Schrijven is rondlopen in de tuin van je leven en naar alles kijken wat bruikbaar is voor een verhaal.

Er bestaat toch zoiets als: talent...?
Anne Provoost: Talent wordt maar zichtbaar als je eraan bouwt. Als je denkt 'Die kan goed zwemmen', weet je vaak niet wat er aan vooraf is gegaan, en aan hoeveel toevalligheden dat ook nog eens onderhevig is. Iemand die in zijn 'tuin' een klarinet vindt, had evengoed een stuk tekenpapier kunnen vinden, ... Ik druk het simpel uit, want er hangt misschien wel wat voorbestemdheid aan vast. Maar ik wil alleen beklemtonen dat je niet wakker wordt met het vermogen om te schrijven. Ons beroep beantwoordt aan de regels van alle beroepen: je moet fouten maken, herbeginnen, het veel doen, het graag doen, ... Ik kan natuurlijk alleen voor mezelf spreken. Want ik ken ook schrijvers die goeie boeken schrijven en voor het overige geen enkel probleem in hun leven kunnen oplossen. (lacht)

Waar had je je nog in kunnen vastbijten?
Anne Provoost: Alles wat organisatorisch is, wat te maken heeft met oplossen en nadenken, met principes leren hanteren achter systemen, .... zou me ongelofelijk kunnen boeien. Mijn kinderen zitten in het alternatief onderwijs en momenteel zijn we bijvoorbeeld bezig met de organisatie van die school. Ik beweer niet dat ik dat goed doe, maar ben ervan overtuigd dat iedereen wel een aantal professionele wegen in zich heeft.

Je bent niet meteen het prototype van de kunstenares die met hoge pieken en diepe dalen door het leven gaat....
Anne Provoost: Ik wil dat niet zijn, nee. Ik zeg: haal die schrijver van zijn voetstuk af. En dit houdt niet zozeer kritiek in op collega's als wel op onze omgeving. Er wordt, vooral in de pers maar eigenlijk ook bij lezers en anderen, verwacht dat je je bijzonder gedraagt. Mensen kunnen dat nog interessant vinden, maar wat heb je eraan als het de waarheid geweld aandoet? Mijn vastberadenheid om daarvan af te komen, heeft ook te maken met de emancipatie van het individu. We worden ons allemaal meer bewust van de mogelijkheden die in ons onszelf liggen en laten ons minder van streek brengen door ideeën als 'ik ben er niet toe voorbestemd', 'ik kan het niet', 'ik kom uit het verkeerde sociale milieu', ...

Hoe ga jij trouwens om met heel de literaire wereld die toch sterk vercommercialiseerd is?
Anne Provoost: Het promotievoeren voor een boek is niet mijn liefste bezigheid. Maar je gaat me er ook niet op betrappen dat ik het verketter en doe alsof dat aspect de schuld is van de uitgever. Het ligt ingebed in een tijdsgeest. Er is een overaanbod, ook aan kwaliteit. Hoeveel goeie boeken kan je in een leven lezen? Hoeveel films kan je bekijken? Er hoeven strikt genomen dus geen nieuwe bij te komen. En toch schrijven mensen nog, en maken ze nog films. Als alles zo om aandacht schreeuwt, wordt het moeilijk voor mensen om te gaan kiezen. Als ik moet kiezen tussen tien dansvoorstellingen, moet ik ook gaan rondlezen om te weten welke me het beste ligt. Het heeft te maken met je eigen grenzen trekken. Al blijft binnen ons veld wel een groot respect voor het privéleven. Het is niet omdat je niet over alles wilt praten, dat je meteen geweerd wordt. Voor mezelf wil ik alert blijven. Ik wil kunnen terugkijken en zeggen: ik heb me in dat opzicht niet laten gebruiken.

Boeken stellen je in staat dingen mee te maken die je zelf niet beleeft, zeg jij ergens: in hoeverre wil je graag liever zwerven zoals de Rrattika uit De arkvaarders?
Anne Provoost: Ik ben een huismus. Bijna niks in mijn boeken is verbonden met mezelf. Want ik vind mijn leven echt niet interessanter dan dat van eender welke Vlaamse vrouw die in dezelfde omstandigheden leeft.