Lezingen

Nieuws
Werk
   -Alle
   -Ebooks
   -Luisterboeken
   -Bewerkt/Verfilmd
   -Vertaald
   -Bekroond

Auteur
   -Biografie
   -Bibliografie
   -Prijzen
   -Interviews
   -Standpunt
   -Dissertaties
   -Favorieten

Audio/Video
Foto's
Contact

Interview

Verschenen in De Krant van West-Vlaanderen van mei 2015

Naar Parijse kolonies

100 jaar geleden vertrokken 300 Westhoekkinderen op 17 mei van het front naar Parijs

Zondag 17 mei zal het net 100 jaar geleden zijn dat tussen Veurne en Adinkerke – aan De Posterie bij het gehucht Petit Paris, genoemd naar een herberg aldaar – een eerste treinkonvooi met 300 kinderen uit de Westhoek richting Parijs vertrekt. 151 jongens, 149 meisjes. Onder hen de grootmoeder van schrijfster Anne Provoost, Anna Vandewalle en haar twee zussen. Ook twee broers van Anna reizen mee. Anne werkt nu aan een boek over haar grootmoeder en familie in de Parijse kolonie.

Door Jan Gheysen

Het was er, in de Westhoek, achter de frontlijn, sinds de oorlog aan de IJzer was vastgelopen, [AP1] niet meer veilig. Het oorlogsgeschut, het gedreun en gedaver van kanonnen waren nooit veraf, in Boezinge. Ze hadden gezien hoe duizenden vluchtelingen richting Frankrijk trokken, maar zij bleven. De familie Vandewalle, een landbouwersgezin, woonde er tot de oorlog met zijn dertienen. “Ik heb me vaak afgevraagd waarom zij niet op de vlucht waren gegaan”, vertelt Anne Provoost. Zij is de kleindochter van Anna Vandewalle, één [AP2] van de kinderen op de hoeve Vandewalle. Anna was acht toen de oorlog uitbrak. “Tot het goed tot me doordrong dat het hele vermogen van boeren in de stallen en schuren staat. Het rijpt op het land, ligt in de graanzakken op de zolder, zit in de vele werkuren die zijn opgegaan in het selecteren vinden van het voor het land gepaste zaaigoed, het opkweken van stamzeugen, het buitenhouden van plagen en ziekten uit de kooien. Alleen mensen met liquide geld konden op de vlucht.” Maar de situatie aan het front verandert dramatisch in april 1915. Bij de Tweede Slag om Ieper zetten de Duitsers voor het eerst moordend gas in als wapen. Ineens ziet de familie Vandewalle hoe soldaten hoestend en schreeuwend het erf van de hoeve komen opgelopen. “Ze vielen dood op de messink”, werd achteraf verteld. De Vandewalles slaan op de vlucht en vinden een onderkomen bij familie in Stavele.

“Stroatelopers”

Niemand is nog veilig en al zeker de kinderen niet. De scholen zijn dicht en de mensen vrezen dat kinderen door de omstandigheden zullen ‘verwilderen’ : het contact met de vreemde soldaten, de chaos die er dreigt na beschietingen en gevechten, honger en ontbering… “Het gevaar dat veel kinderen ‘stroatelopers’ worden was niet denkbeeldig”, vertelt Anne Provoost.

"De Belgische regering is zich bewust van het probleem en minister van Binnenlandse Zaken Paul Berryer beslist om de kinderen uit de frontstreek weg te halen. Er wordt gezocht naar opvangplaatsen onder andere in de buurt van Parijs. Heel wat gebouwen daar staan leeg. Dat komt omdat er kort voor de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk een wet was goedgekeurd die de geestelijken verbood om onderwijs te geven."

"En er is de inzet van Edith Wharton, een Amerikaanse schrijfster die in Parijs verbleef tijdens de Eerste Wereldoorlog. In april 1915 richtte ze, op vraag van de Belgische regering, een comité op om hulp te bieden aan de Vlaamse kinderen uit de frontzone. Ze kon voor de hulp een beroep doen op haar uitgebreide netwerk, in Parijs en in New York. De steun blijft niet uit."

"De Belgische regering riep de mensen in de frontstreek op om hun kinderen in veiligheid te brengen, in de noodkolonies in Frankrijk." De oproep is niet dwingend, maar toch wel heel nadrukkelijk.

Rue de la Santé

Gepland voor 15 mei, maar uiteindelijk werd het 17 mei voor het eerste konvooi kon vertrekken. "Er waren voordien al weeskinderen weggebracht, maar op 17 mei vertrekt dan de eerste trein met de 300 Westhoekkinderen die wel nog ouders hadden. In de loop van de maanden en jaren die volgen zullen er enkele duizenden kinderen van tussen de 5 en 14 jaar worden overgebracht. De reis per trein verloopt traag. Opstappen gebeurt te velde. Om veiligheidsreden stapten de kinderen niet in een station op. De vijand had zo’n trein immers al een troepentransport kunnen beschouwen en aanvallen."

Eerst gaat het naar Adinkerke, daarna naar Calais en pas ‘s anderendaags tegen de middag arriveert de trein in Parijs.

De kinderen worden er eerst medisch onderzocht en vervolgens worden jongens en meisjes van mekaar gescheiden. De zusjes Vandewalle gaan naar een leegstaand klooster in de Rue de la Santé. Met de kinderen zijn zusters en onderwijzers meegereisd, die dag en nacht zorg voor hen dragen. Ze krijgen er onderwijs, in hun moedertaal, zodat de band met het thuisfront niet verbroken raakt.

Hoe leefden ze daar

"Ik vraag me af hoe dat leven in ballingschap was. Hoe deden ze het om het nieuws van thuis te incasseren – tijdens de Parijse jaren van mijn grootmoeder is haar kleine zusje gestorven, werd haar nonkel Camille de hoefsmid zijn arm afgeschoten, raakten haar twee broers gewond aan het front, moesten haar ouders verhuizen omdat hun boerderij in Boezinge met de grond gelijk was gemaakt, en werd haar tante Romanie gedood met een shrapnel in haar schedel. Dit alles werd haar per brief meegedeeld, daar in het mooie Parijs. Hoe was het voor haar om met haar zusjes en nichtjes wekelijks door de Ville Lumiere te wandelen naar de kerken in de buurt, langs de Seine te lopen, het reuzenrad te zien draaien, de Montmartre te beklimmen tot aan de Sacre Coeur, op te groeien vlak naast de grootste gevangenis van Frankrijk, waar op de stoep nog geregeld publieke executies met de guillotine werden uitgevoerd, de puberteit in te gaan, voor het eerst te menstrueren, maandverbanden te moeten leren knopen, ziek te worden, de maandstonden van stress of van ondervoeding weer te zien ophouden, klasgenootjes ten grave te moeten dragen (twee aan roodvonk, een aan tuberculeuze meningitis, een aan de Spaanse griep, en een aan ‘heimwee’). Wij weten natuurlijk hoe lang die oorlog heeft geduurd, maar toen ze vertrokken in mei 1915 wist niemand voor hoelang ze zouden wegblijven. Thuis wisten ze het niet, de kinderen in Parijs uiteraard ook niet."

Zelfs toen de wapens werden neergelegd in november 1918 keerden de kinderen nog niet naar huis. “Er was te veel onzekerheid over het lot van de mensen op het thuisfront. Alles was kapotgeschoten, mensen waren op de vlucht geslagen, er was een kans dat de kinderen geen onderdak zouden vinden en misschien zelfs niet eens hun familie zouden terugzien of terugvinden. Maar er was ook onrust onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog in Parijsstakingen braken uit, er was sociale onrust. Het was niet eenvoudig om meteen treinen ter beschikking te hebben om de kinderen terug te brengen naar Vlaanderen,” vertelt Anne Provoost. Het zal uiteindelijk juni 1919 zijn als voor Anna en haar zus Irma naar huis mogen.

Documentaire

Anne Provoost: “Toen Anna en Irma thuiskwamen, liepen ze hun moeder, die hen in de deuropening opwachtte, voorbij. Na vier jaar weg van huis hadden de twee hun moeder, die helemaal grijs was geworden, niet herkend. De moeder herkende haar kinderen wel meteen. Ze weende, want de kinderen waren in de voorbije vier jaar haast niet veranderd, haast niet gegroeid...”

Over de wijze waarop de kinderen in Parijs werden opgevangen, verschillen de meningen. Uit de dagboeken die de zusters in de Rue de la Santé bijhielden, kan worden afgeleid dat er heel wat inspanningen werden geleverd om de kinderen goed te voedener was zelfs sprake van noten, amandeltaart, chocolade, aardbeien... "Dat was totaal in tegenspraak met wat onze grootmoeder altijd had verteld. Zij herinnerde zich vooral haar honger. Toch weet ik uit mijn research dat haar verhaal er een is van hulpacties, van solidariteit, van inzet van vrouwen, van donateurs, van vrijwilligers, weldoeners, van giften uit Amerika, internationale steun, idealisme, van roeien met de riemen die je hebt, kinderen redden. Het hele gebeuren heeft me geleerd dat voor kinderen in nood goede intenties van volwassenen niet volstaan. Ik zag bij mijn grootmoeder spijt over hoe het gelopen is, maar ook de wetenschap dat het erger had gekund.”

Voor een documentaire op Canvas ging Anne Provoost met haar moeder en een tv-ploeg op zoek naar de plaats en de omstandigheden waarin haar grootmoeder tijdens WO I in Parijs verbleef. "Het werd mij duidelijk dat ik dat boek nu moet schrijven. De informatie gaat verloren als de kinderen van de koloniekinderen de verhalen niet vastleggen. Rijkelijk laat, ik weet het, maar het is meestal zo. Bij heel ingrijpende gebeurtenissen is het niet ongewoon dat schrijvers de pen niet durven op te nemen uit angst voor de ervaringsdeskundigen die over hun schouders meelezen.“