| |||
Nieuws Auteur |
InterviewsTrouw, 4 maart 1995 'Jongeren wapenen tegen retoriek van extreem rechts'ANTWERPEN - Anne Provoost komt er rond voor uit: ze is een schrijfster met een boodschap. Onder het motto 'Ken uw vijand' wil ze jongeren argumenten aanreiken tegen extreem rechts. Dat doet ze in het boek Vallen, waarvoor ze deze week zowel de Woutertje Pieterse Prijs als de Boekenleeuw, de Vlaamse Gouden Griffel, heeft gekregen. De dertigjarige schrijfster woont vlak achter het Centraal Station van Antwerpen, in een wijk met veel buitenlanders. Op straat merkt ze dat haar gekleurde en gesluierde buurtgenoten een slechtere behandeling krijgen dan zij. Racisme speelt zich letterlijk voor haar deur af. "Ik weet dat engagement lang taboe is geweest in de Nederlandse jeugdliteratuur", zegt ze aan de keukentafel van haar smaakvol ingerichte huis. "Maar ik zie het als mijn taak om jongeren te wapenen tegen de retoriek van extreem rechts." Vallen is het verhaal van de vijftienjarige Lucas die met zijn moeder vakantie viert in het huis van zijn pas overleden grootvader. Voor het eerst komen tegenstrijdige verhalen los over diens oorlogsverleden. Maar Lucas weet nergens van. Hij raakt in de ban van neo-nazi Benoît, die wél complete antwoorden geeft. Zijn moeder had hem nog gewaarschuwd: "Word niet zoals je grootvader." Maar de geschiedenis herhaalt zich, op gruwelijke wijze. Het verhaal speelt zich af in een onbestemd Franstalig stadje en de neo-nazi's hebben geen naam. Maar ze doen denken aan het Vlaams Blok, dat bij de laatste verkiezingen in Antwerpen 24 procent van de stemmen haalde. "Ik heb een boek geschreven tegen het bruine denken in het algemeen, niet specifiek tegen het Vlaams Blok", zegt ze echter fel. Met haar politieke roman heeft Anne Provoost een levendige discussie opgeroepen in de kinderboekenwereld. 'De schrijfster heeft het lef om een gecompliceerde, moderne werkelijkheid voelbaar en inzichtelijk te maken', prijst de jury van de Woutertje Pieterse Prijs haar in het rapport. 'Zonder gepreek, zonder terechtwijzing, zonder moralisme.' Juist daarover zijn de meningen verdeeld. De tot nu toe verschenen recensies klinken positief, omdat Provoost haar boodschap verpakt in een knap geconstrueerd thrillerachtig verhaal vol metaforen, verwijzingen en subplots. Maar critici noemen Vallen een probleemboek zoals die in de jaren zeventig verschenen. Benoît en zijn kornuiten zijn in hun ogen bordkartonnen personages. Anne Provoost heeft daar een weerwoord op: "Het is eigen aan dit soort mensen dat ze nooit veranderen. Ze klampen zich vast aan hun ideeën. Als lezer zie je de leider aan het eind anders dan aan het begin, maar dat komt doordat de ik-figuur anders tegen hem gaat aankijken. Benoît wordt pas geleidelijk aan botter." Hij imponeert Lucas met uitspraken zoals: 'Veiligheid is ook een recht'. Big brother-talk noemt de schrijfster ze. "Die praatjes klinken redelijk, maar ze houden geen steek. Ik hoop dat er bij jongeren belletjes gaan rinkelen als ze dezelfde slordige redeneringen horen." Verpletterend. Met dat woord is haar gelauwerde roman het best te typeren. Maar in de geelgesausde keuken zit een vrolijke jonge moeder, die haar vier maanden oude baby net de borst geeft. "Ik ben een gelukkig mens", zegt Anne Provoost en zo oogt ze ook. Over haar jeugd is ze gauw uitverteld. Ze groeide op op het platteland, aan de westhoek van Vlaanderen. Haar ouders kwamen uit een familie van boeren. "Nooit ruzie, nooit schommelingen, maar rustig en ruraal. Niets te melden eigenlijk." Toch wel, want Provoost schreef, terwijl haar zusjes speelden. Schriften vol fantasieverhalen pende ze vol, met foute d's en t's, in het begin nog zonder hoofdletters, en tekeningen met kleurpotlood. Vanaf haar negende kwamen daar de dagboeken bij. Die begonnen met de feiten - 'Vandaag hebben we frites gegeten' - en eindigden met consciëntieuze beschrijvingen van verliefdheden en jaloezie tussen vriendinnen. Terugkijkend denkt ze dat ze in haar dagboeken gevoelens leerde beschrijven en in haar verhalen oefende met de plot. Zelfmoord "Ik vond dat ik een vreselijk spannend leven leidde, hoewel ik mijn kamer bijna nooit verliet. De processen die ik mentaal meemaakte, gaven me het gevoel dat ik meer beleefde dan andere kinderen. Mijn verhalen waren altijd doorwrochte constructies over zware onderwerpen, zoals een jongen die tot vier keer toe probeert zelfmoord te plegen. Daar gingen vaak uitgebreide onderzoeken aan vooraf. Voor een verhaal over een zielig zigeunermeisje praatte ik bijvoorbeeld met mensen uit het zigeunerkamp." Op haar achttiende vond ze dat het afgelopen moest zijn met 'dat puberale gedoe'. Op de laatste bladzijde van haar dagboek meldde ze: 'Nu ga ik stoppen met schrijven'. 'Hoogst opmerkelijk', was de conclusie van een onderzoekster aan de universiteit van Leuven die een oproep in een krant had gedaan of ze meisjesdagboeken mocht bestuderen. Ze kreeg toen zo'n enorme stapel van Anne Provoost dat ze de andere maar weer terugstuurde. De schrijfster kan haar beslissing achteraf wel verklaren. "Ik ging Germaanse literatuur studeren, hoewel mijn omgeving mij daar veel te dromerig en diffuus voor vond. Ik denk dat ik wilde bewijzen dat ik ook analytisch kon zijn. Heel bewust heb ik in die tijd nooit iets geschreven." Zelfs een literaire wedstrijd voor studenten liet ze aan zich voorbij gaan. Tot ze een paar dagen voor de inleverdatum zware griep kreeg. In bed bedacht ze een koortsverhaal over een meisje dat expres de pest in een middeleeuwse stad brengt via een paar besmette ratten. Het wonder geschiedde: de hoofdprijs was voor haar. "Wow, ik had mijn eerste geld verdiend: zevenduizend frank." De prijsvraag bracht een ommekeer teweeg. Provoost begon zich af te vragen of ze het schrijven wel mocht afzweren. Kort daarna deed ze mee met een wedstrijd van de Knack, een groot tijdschrift in Vlaanderen. En weer was het raak. De tweede prijs, een Winkler Prins, ging naar Anne Provoost. Toen kreeg ze voor het eerst het idee dat het schrijven een 'ernstige' beroepsbezigheid kon worden. Ze begon met het recenseren van jeugdliteratuur. Bovendien volgde ze na haar afstuderen nog een jaar pedagogiek. Ze debuteerde in 1990 met Mijn tante is een grindewal, waarvoor ze twee Vlaamse prijzen voor jeugdliteratuur kreeg. Hoe blij ze ook is met die waardering, ze vindt het boek zelf verre van volmaakt. "Er zit geen rijpheid, geen doordachtheid in. Ik was pas 23." Bij uitgeverij Zwijsen verschenen vervolgens Niet uitlachen!, De wekker en het mes en Kauwgom voor de held, voor beginnende lezers. Vingeroefeningen, zegt ze zelf. Met de roman Vallen richt ze zich voor het eerst op een lezersgroep die bij haar past: vanaf veertien jaar. "Een kwetsbare leeftijd, want ze kunnen veellezer worden óf afhaken. Ik wil hen vasthouden door ze bij de keel te grijpen; die zendingsdrang heb ik als jeugdboekenschrijfster. Maar ik ga wel tot het uiterste met het oprekken van hun aandacht. Ik houd ze op hun honger, zoals wij dat in Vlaanderen zeggen. Volgens sommigen ga ik daarin te ver, omdat ik steeds weer nieuwe vragen opwerp. Ik denk zelf dat ik de lezers uiteindelijk beloon voor hun moeite." De jury van de Woutertje Pieterse Prijs is het daarmee eens: "Van begin af aan vertoont Vallen de trekken van een klassiek noodlot; traag, maar onontkoombaar gaat het op een huiveringwekkend slot aan", schrijft zij in haar rapport. Haar volgende boek gaat weer over een dilemma: een journaliste die over Afrika schrijft, verzwijgt voor haar dochter dat ze tijdens haar reizen veel gevaar loopt. Als de prijzen haar niet teveel blokkeren, hoopt Provoost het verhaal volgend jaar af te hebben. "Of ik ook humoristische boeken zou kunnen schrijven? Ik denk van niet. In het dagelijks leven ben ik nog wel te pruimen, geloof ik, maar mijn boeken zijn zwaarmoedig. Ik ben doodjaloers op Toon Tellegen. Zijn verhalen geven een licht gevoel in het hoofd. Mijn verhalen geven een wee gevoel in de maag.'' ![]() Hoofdpagina's: ZonKijken | Arkvaarders | Roos&zwijn | Vallen | Grindewal | Springdag | Beminde Ongelovigen |