| |||
Nieuws Auteur |
"Als je maar in de reke kunt lopen..."Het levensverhaal van Germain Louwagie, missionaris van Scheut. Het zijn geen gemakkelijke tijden als Germain Louwagie, derde kind van Oscar en Anna Vandewalle, geboren wordt. Het is 21 juli van het jaar 1933, en de familie woont samen met grootouders David Louwagie en Marie-Louise Deconinck op het Zuydhuys te Oostvleteren. Er heerst in de hele wereld een grote economische recessie, maar de boerderij is groot, en de jonge boer en zijn vrouw geloven in het land en de vruchten. De kleine Germain groeit als een kool en algauw mag hij met de groten mee naar het dorpsschooltje in Woesten. Zijn jongere zus Jeanne herinnert zich de anekdote die nog vele malen verteld werd : "Zuster Rafaël gaf in dat jaar voor de eerste keer les, en ze volgde de strenge opvoedingsmethoden van die tijd. Toen Germain het te bont maakte, liet ze hem voor een tijdje een nieuw tafeltje van de klas op zijn hoofd houden. Maar het tafeltje was zwaar, en Germain liet het vallen. Toen de zuster de schade aan het meubeltje zag, besliste ze voortaan een andere strafmaatregel te zoeken." Voor het eerste studiejaar wordt Germain naar de dorpsschool van Oostvleteren gestuurd. De meisjes blijven in Woesten. "Zo zijn de twee scholen content", zei Oscar. Het gezin groeit snel aan, en algauw zijn er acht kinderen op de boerderij. Zijn jongere zus Ida vertelt: "Onze grootvader David had een boontje voor Germain, omdat hij op jonge leeftijd al zo goed kon werken. Hij kon vooral goed de geit melken. Daarom wilde hij hem na het zesde van school weghouden. Maar onze vader Oscar wilde daar niets van horen. Hij was goed in school en mocht verder studeren." In het Sint-Vincentiuscollege van Ieper volgt hij vanaf zijn twaalfde de Latijn-Griekse. "Hij zal wel een redelijk goede student geweest zijn,” zegt Ida, “maar in die tijd werd daar niet zoveel belang aan gehecht. "Als je maar goed in de reke kunt lopen,” zei onze vader, ‘dan komt het wel in orde’." Tijdens de vakantie moet hij meehelpen op de boerderij en leert de boerenstiel. Iedereen denkt dat hij landbouwer zal worden, net als vele jongens in die tijd. Tante Ida vertelt: "Toen hij achttien werd, kwam de dag waarop iedere student bekend maakte, wat hij wilde worden. Hij kondigde aan dat hij samen met enkele anderen missionaris van Scheut wilde worden. Zijn roeping kan ontstaan zijn onder invloed van de paters van Scheut die tijdens de oorlog in het college les gaven. Ik denk dat mijn ouders wel blij waren met die beslissing. Ik weet dat mijn moeder even tranen in de ogen had, maar voor de rest spraken ze er tegen mij niet veel over. Ik was dan ook één van de jongsten van het nest." Van zodra hij in '52 het novititaat van Zuun ingegaan is, ziet hij zijn familie niet meer zo dikwijls. Het eerste jaar mag hij slechts één keer naar huis komen, de andere jaren drie maal. Hij krijgt er werk als hovenier; een gezond werkje, noemt hij het. Hij schrijft regelmatig brieven naar huis. Daarin vertelt hij onder andere : "...In de namiddag zijn er van die coiffeurs-Scheutisten gekomen om ons van onze overtollige haarbos te ontdoen, en iedereen, tenzij degenen van wie de haren geteld zijn, à la brosse te snijden. Zover is het dus al gekomen dat al mijn gevallen vruchten gemaaid zijn, en ik nu dus voor altijd gevrijwaard ben van het breken van kammen. Naar de uiterlijke vorm te oordelen zijn we dus al Scheutist, naar men zegt." Rond Pasen 1954 mag hij uitzonderlijk naar huis omdat zijn vader op sterven ligt. Na de vroegtijdige dood van vader Oscar keert hij naar Scheut terug. In zijn brief van toen staat: "Ik hoop dat gij u ook allen kloek houdt. Het is voor u, vooral voor mama, moeilijker om gewoon te geraken aan de nieuwe toestand door papa's overlijden geschapen, dan voor mij... Waar papa vroeger met zoveel zorg gewaakt en gewerkt heeft voor zijn familie, zal hij dat nu nog doen. En hij zal het veel beter kunnen dan vroeger, omdat hij nu veel verder ziet." "Het moet zijn dat hij aan alle voorwaarden van Scheut voldeed,” zegt Ida, "want op 3 augustus 1958 wordt hij tot priester gewijd." Twee dagen later droeg hij zijn eremis op in de Sint-Amatuskerk van Oostvleteren, de plek waar we nu staan. "Hij heeft vanaf het eerste moment moeten werken", vertelt Ida : "Ik trouwde namelijk diezelfde dag met Joris, en Germain mocht meteen het huwelijk inzegenen." Na nog een jaartje opleiding vertrekt hij als missionaris naar Washington als voorbereiding op zijn zending naar de Spaanssprekende missies in Amerika. Maar allereerst gaat hij zijn oom Hector Louwagie met zijn tien kinderen opzoeken in Marshall in de staat Minnesota, helemaal in het noorden van de V.S. Daar doet hij voor de familie een "tweede eremis", en smeedt er met de verre neven en nichtjes een band die tot op de dag van vandaag heel sterk is. Vanaf dat moment laat Germain nooit nog een kans voorbijgaan om Marshall te bezoeken. Hij onderhoudt eveneens contact met de Louwagies uit de streek van Mitchell en Gadshill in Ontario Canada. In Washington verwondert hij zich erover dat de relatie tussen proffen en leerlingen helemaal anders is dan hier. Hij voelt dat men geweldig openstaat voor buitenlanders en geniet van de nieuwe wereld. In 1960 vertrekt hij op 27-jarige leeftijd naar zijn eerste missiepost Neyba in de Dominicaanse Republiek. Samen met Roger Rosselle uit Heule - die later omkomt in een vliegtuigongeval - is hij er priester voor zo'n 60.000 inwoners verspreid over een twintigtal parochies. Hij werkt er aan de bouw van een kerk, en vervult er de gewone parochiale taken, zoals het voorbereiden voor de Eerste Communie, het inoefenen van een kerstspel, het bezoeken van zieken. De foto's liegen er niet om: we zien de jonge Germain in zijn lange, witte toga, omringd door kinderen, exotische huizen en palmbomen. "Het is hier warm,” schrijft hij in zijn brieven. In 1964 komt hij voor de eerste keer terug naar huis. Op één na zijn al zijn broers en zussen nu getrouwd, en op het Zuydhuys boert de jongste broer Gerard samen met z'n echtgenote Lucienne. Er zijn al een hele reeks neefjes en nichtjes. Hoewel de kleintjes nog nooit hun nonkel pater ontmoet hebben, hangen ze op de vlieghaven al aan zijn rokken. Hij lacht en gekt met hen, en daar houden ze van. Tijdens zijn vakantie kan hij zich weer verdienstelijk maken: hij zegent het huwelijk in van zijn oudste broer Roger, en doopt het eerste kindje van zijn zus Jeanne. Het meisje moet oorspronkelijk Ingeborg heten, maar omdat ze geboren is op de feestdag van de Heilige Anna, zegt Germain: “Waarom haar geen Anne noemen, naar haar grootmoeder?" En zo gebeurt het. Kort daarna vertrekt hij naar zijn tweede missie in Arlington bij Washington, de stad van de bloeiende bomen. Hij krijgt er als opdracht de begeleiding van jonge Scheutisten, en leert er mensen kennen uit alle hoeken van de wereld. In 1969 komt hij voor de tweede maal naar Vlaanderen, en brengt zijn Amerikaanse neef Marcel Louwagie mee. Enige tijd daarna wordt hij uitgestuurd naar de Dolores Mission in Los Angeles. Hij komt nu vooral in aanraking met illegale immigranten uit Centraal- en Zuid-Amerika. Volgens artikels uit de plaatselijke krant komen de immigranten meteen na hun aankomst in de V.S. naar de parochie omdat ze geen keuze hebben: er is woningnood en gebrek aan hulp. Mensen komen en gaan, en de paters proberen elk gezin binnen de eerste maand na hun aankomst te bezoeken. De Spaanssprekende inwijkelingen doen alles wat ze kunnen om niet uit het beloofde land gezet te worden. De kinderen beschilderen de muren van hun huizen met graffiti. Ik woon hier, bedoelen ze daarmee. Ze willen niet terug naar hun land van armoede. Germain raakt onder andere betrokken bij de oprichting van een tandartsenkliniek voor kinderen. Samen met zijn goede vrienden Arthur Vandenbossche en Walter D'Heedene beleeft hij hier interessante tijden. Een paar jaar later wordt hij opnieuw overgeplaatst naar San Antonio in Texas. Hij krijgt daar gelijkaardig werk. Het is er ongemeen warm: hij kan zijn "ventilateurke", zoals hij het noemt, goed gebruiken. Ook hier doet hij parochiewerk, en komt in aanraking met de problemen van illegale immigranten. Tussendoor gaat hij nu en dan op retraite. "Even de motor nazien en wat op de kaart kijken om te zien of wij nog altijd het Noorden in 't oog houden,” schrijft hij. Op 1 juli 1979 wordt Pater Germain Louwagie Provinciaal van de Noordelijke Scheutistenprovincie en daarvoor moet hij terug naar Arlington. Voor zijn vertrek schrijft hij in zijn brieven: "Het verlaten van gekende en beminde plaatsen is altijd hard voor de mensen en voor de priesters. Daar is nu eenmaal niets aan te doen. Geen zalf aan te strijken, zou papa gezegd hebben." In Arlington bespreekt hij samen met andere Scheutisten de missionering van dat moment, en raakt meer en meer betrokken bij de beschouwende en theoretische zijde van het missiewerk. Twee jaar later reist hij naar Rome om het Algemeen Kapittel van de Paters Scheutisten bij te wonen. Hij wordt er verkozen tot lid van de centrale raad van CICM-Scheut en gaat in Rome wonen om er zijn 6-jarig mandaat als regionaal assistent voor Noord- en Zuid-Amerika te beginnen. Hij schrijft er rapporten en brieven, ontvangt veel verschillende mensen, en doet er vooral veel besprekingen over het eigentijdse missioneringwerk. Hij reist door Noord- en Zuid-Amerika om alle medewerkers een hart onder de riem te steken. Tussendoor leert hij zo snel hij kan Italiaans. Op de vraag of er in de loop van zijn vele jaren missionering veel veranderd is, antwoordt Germain aan een journalist van Het Wekelijks Nieuws: "Er is een heel nieuwe opvatting gekomen. Vroeger trokken de missionarissen naar den vreemde en poogden er een soort Westerse Kerk in te planten. Nu tracht men een kerk te stichten die eigen is aan de streek en het volk. Men zou kunnen spreken van een Zaïrese kerk of een Dominicaanse of een Chinese... Steeds dezelfde kerk maar aangepast aan de omstandigheden." Tegen het einde van zijn zesjarig mandaat in Rome begint hij stilaan terug te verlangen naar het basiswerk. Maar eerst, vindt hij, moet hij wat leren over de nieuwste opvattingen in de wereld omtrent een groot aantal onderwerpen. Hij trekt naar Berkeley, San Francisco in september 1987 om er aan de plaatselijke universiteit te studeren. Hij krijgt er te maken met nieuwe vakken zoals morele theologie, mensenrechten, kindermishandeling, liturgische vernieuwing, feminisme en vredesproblematiek. Met zijn ervaring als achtergrond is het lezen en het schrijven van verhandelingen voor hem een boeiende bezigheid. Hij woont op een appartement met een Australische en een Amerikaanse broeder, en staat net als alle studenten in voor de kook en de schoonmaak. "Mijn beste menu is kieken, gebakken aardappelen en gestoomde worteltjes met ajuinen. Met een beetje ketchup en wat kruiden smaakt het best." Begin mei van het jaar 1989 komt hij naar België wegens het overlijden van zijn moeder. Kort daarna wacht hem een nieuwe taak. Hij gaat basiswerk doen in Cuautepec "El Allo", ten noorden van Mexico City. De parochie heeft een half miljoen inwoners, voornamelijk werklui en kleine bedienden. Het gebied waarin hij werkt heeft elektriciteit maar geen lopend water en geen asfaltwegen. Er moet nog veel pionierswerk verricht worden. Germain Louwagie is 64 jaar missionaris geweest. De laatste jaren werkte hij in Guatemala City, waar hij in het centrale Scheuthuis verantwoordelijk was voor de regio, vergaderingen en cursussen organiseerde en parochiewerk deed. Sinds 2004 deed hij het wat rustiger aan en woonde en werkte hij in het regionale Scheuthuis in Guatemala, nog steeds met heel wat opdrachten. Hij was bijvoorbeeld druk bezig met het schrijven van de geschiedenis van zijn missiegroep in Guatemala, die is opgericht in 1954. Een flinke klus, zoals hij zelf zei soms frustrerend, maar het gaf hem voldoening. Hij bleef ook op zijn oude dag ‘larger than life’. Hij verzwakte het laatste jaar en werd getroffen door corona. Hij vroeg om naar ‘huis’ te worden gebracht, naar zijn kloostergemeenschap, in plaats van in het ziekenhuis te moeten blijven. Zo zijn zijn laatste wensen in vervulling gegaan, want hij was bij de mensen die hij graag zag. Ja, het is waar, we zijn erg trots op hem. Hij ‘walked the talk’, zoals ze dat in het Engels zeggen, hij handelde volgens zijn principes: hij zette zich in voor de armen met een niet-aflatende opgetogenheid en positiviteit. Hij was zowel nederig als intelligent, een zeldzame en kostbare combinatie in een mens. Hij was toegewijd, hij luisterde, hij bracht mensen samen, hij vertelde, en plaatse zaken in perspectief, daar was hij heel goed in. En hij was grappig! Dat laatste zullen zelfs de allerjongste familieleden voor altijd onthouden. Zoals tijdens zijn leven brengt hij ons ook nu weer bij elkaar. Onze dankbaarheid voor wat hij was en deed is grenzeloos. Hoofdpagina's: ZonKijken | Arkvaarders | Roos&zwijn | Vallen | Grindewal | Springdag | Beminde Ongelovigen |