Lezingen

Nieuws
Werk
   -Alle
   -Ebooks
   -Luisterboeken
   -Bewerkt/Verfilmd
   -Vertaald
   -Bekroond

Auteur
   -Biografie
   -Bibliografie
   -Prijzen
   -Interviews
   -Standpunt
   -Dissertaties
   -Favorieten

Audio/Video
Foto's
Contact

Interviews

B.A.R.S.T., een inititatief van de Vlaamse minister van Cultuur, oktober 1996

Boek in wording...

Waar werk je op dit moment aan?

Vleugels is de werktitel van mijn roman in wording. Het boek ontstond in 1991 na het horen van een stadsmythe over verdwenen tuinkabouters. De idee van een journaliste die haar kinderen tijdens haar buitenlandse reizen met tuinornamenten geruststelt heeft me toen maandenlang in de ban gehouden en veel bloed, zweet en tranen gekost. Omdat ik er na meer dan een jaar nog niet uit was, heb ik het project opzij geschoven voor dingen die me op dat moment makkelijker leken, het schrijven van Vallen onder meer. Maar het liet zich niet vergeten. Meer dan twee jaar nadat ik het manuscript voor dood had verklaard, ging het weer aan het zeuren. Van een boek over journalistiek werd het steeds meer een boek over Afrika-journalistiek. Ik ging inzoomen op een land en vervolgens op een gebied. Dat gebied bleek alleen voor ervaren journalisten en onder guerrillabescherming toegankelijk, waardoor het natuurlijk nog intrigerender werd. Eens dat ik me in het terrein had verdiept bleek het zo omvattend dat ik uitputtingsverschijnselen kreeg. Vervolgens kwam er een verslaving aan de uitputting: ik kon niet meer ophouden. Het voldeed me niet meer de documentaires te bekijken, ik voelde ook de noodzaak de makers ervan op te bellen.

De schrijver als journalist?

Het feit dat ik door het schrijven over journalistiek zelf de journalistieke toer op moet, is een voor mij onverwacht nevenverschijnsel. Ik kom in aanraking met politiek gemanoeuvreer. De ene informant zegt over de andere: ‘Do not consult him. He is not on our side.’

En zo gaat veel kostbare schrijftijd verloren?

Opzoeken betekent niet dat er niet wordt geschreven. Nu heb ik een stadium bereikt waarin het verloop van het boek bijna tot in het detail vaststaat en de eigenlijke tekst in zeer slordige versie uitgeschreven is. Ik schrijf in versies, met snelle opsommingen van wat er in de loop van een hoofdstuk moet gebeuren. Ik kan nooit een tekst meteen goed schrijven omdat de aandacht voor mijn stijl mijn verhaal belemmert. De tekst ‘mooi’ maken gebeurt eerder op het einde. Op dit moment heb ik nog al mijn aandacht nodig voor de volgorde van de gebeurtenissen en van de reactie van mijn karakters erop. Alleen de situaties die ik heel helder voor me zie schrijf ik meteen uit.

Betekent dat dat het vanaf nu snel kan gaan?

Er zitten nog heel wat adders onder het gras. Ik moet mijn verhaal nog uitbenen, in zijn blootje zetten. Door de jaren zijn er zoveel verhaallijnen en ideeën in geslopen, dat ik me moet afvragen wat relevant is. Het uitschrijven is het saaiere, zenuwslopendere gedeelte van het scheppingsproces. Ik zie er tegenop. Elk moment kunnen er dingen opduiken waar je niet aan had gedacht en die je hele constructie in elkaar doen storten. Uitschrijven zonder opzoekingen tussendoor lijkt mij onmogelijk. Ik blijf naar nieuwe informatie zoeken en ga oude herlezen. Een paar keer al heb ik in paniek een Londense informant opgebeld omdat ik artikels onder ogen gekregen had die de bronnen waarop ik mij baseerde tegenspraken. Als ik in het najaar in Afrika ben, kan het dat ik inzichten krijg die het hele opzet overhoop halen. In dat geval zal het boek volgend jaar niet af zijn.

Maar als alles meezit, betekent het dat je de komende maanden voornamelijk je verhaal uitschrijft.

Er komt nog puzzelwerk onderweg. Het op punt zetten van de chronologie is nog niet rond. Bij Vallen had ik behoefte aan een maquette, met dit boek heb ik nood aan een levenslijn per persoon waarop verjaardagen en leeftijdsverschillen duidelijk zijn. Of aan karakterfiches, al betwijfel ik of ik ze vol zou krijgen. Schrijvend ontdek ik pas hoe mijn personages zijn. Vijf jaar lang heb ik gedacht dat de vertrouwenspersoon van mijn hoofdpersonage haar vader was. Verleden week stelde ik vast dat ze met haar vader helemaal niet kan praten.

Ga je wel eens spieken bij anderen?

Tussen de schrijfmomenten in maak ik een close reading van de boeken waar ik van houd, me de hele tijd afvragend hoe de schrijver de sfeer neerzet, wanneer hij welke informatie vrijgeeft en in de hoeveelste laag zijn mededeling zit. Maar hoe beter het boek, hoe weerbarstiger het keukengeheim.

Vanaf wanneer laat je je manuscript aan iemand lezen?

Mijn man is mijn eerste lezer, wat me ertoe dwingt bij wat ik doe een volstrekt stilzwijgen te bewaren. Met dit boek is dat nogal moeilijk geweest. Hij hoorde mij Uganda en Londen opbellen, hij wist dat ik een reis naar Afrika plande, hij zag welke naslagwerken ik bestelde en in welke archieven ik mijn tijd doorbracht. Toen ik hem een week terug de eerste veertig bladzijden liet lezen, moest hij moeite doen om alles te vergeten. Mijn moeder is mijn tweede lezer. Haar heb ik in het ongewisse kunnen laten, dus stelt zij over een maand of zes de echte vuurproef. Net als Vallen wordt dit verhaal gedragen door kennisachterstand: er zijn dingen aan de hand die de lezer samen met het personage moet achterhalen. Het boek is zoals vele andere boeken een queeste.

Vleugels lijkt op Vallen. Houd je vast aan een veilige formule?

Vallen was een neerwaartse beweging en die beweging was niet af zonder een opwaartse. Het nieuwe boek heeft een gelijklopende structuur en wellicht een vergelijkbare sfeer. Inhoudelijk zullen ze evenwel elkaars tegenpolen zijn. Het hoofdpersonage van dit boek is in tegenstelling tot Lucas heel ondernemend, maar dat zal haar evengoed duur komen te staan. Een veilige formule? Even ben ik bang geweest dat ik daar inderdaad op terugviel. Maar ondertussen weet ik dat het boek na dit boek een nauwkeurig ingevuld sprookje wordt. Dat stelt mij wat gerust. En als je dacht dat ik me als auteur ooit ‘veilig’ voel, of ‘zeker’ vergeet dat dan maar. Elk nieuw boek is een stapel onzekerheid.