| |||
Nieuws Auteur |
InterviewsDe Standaard, 19 juli 2006 Jezusbeelden kijken je niet in de ogenDe schrijfster bespreekt met de fotograaf dat het niet haar bedoeling is om een komische foto met de beelden te maken, als er vlak naast mij een sierbord van de muur valt. Zonder dat ik het heb aangeraakt, spat het aan scherven op de plankenvloer. "Er wordt niet gelachen met de beelden'', zegt Anne Provoost. ,,Anders wordt onze poltergeist kwaad." Grapje. Anne Provoost heeft een veertigtal heiligenbeelden in haar huis staan, maar ze bezweert ons dat ze die niet verzamelt, dat ze er niets van afweet en dat de meeste in de voorbije twaalf jaar bij toeval in haar huis verzeild zijn geraakt. Of Nou ja Misschien "Er zijn er wel een paar die ik gekocht heb. Ik kan het soms niet laten. Maar ik geef er geen smakken geld aan uit. Het moeten koopjes zijn. Ik ben niet iemand die een verzameling aanlegt. Je kan die 'devotionalia' niet zien als een investering. Ze zijn volgens mij niet veel waard. Daarbij: ze moeten kunnen breken. De kinderen moeten nog met de kussens kunnen gooien zonder dat het een drama wordt." "Ik heb geen persoonlijke, doorleefde band met die beelden. In feite heb ik ze in huis omdat ze zo afwijken van wat ik ben. Of ze nog weg kunnen? Nu ze in de krant komen, is de beeldvorming natuurlijk niet meer te stoppen. Als ik sterf, zeggen mijn kinderen: 'Die beelden mogen we niet weggooien, want die waren mama: ze heeft er nog mee in de krant gestaan.'" "Ik heb mijn Jezusjes en Bernadetjes nog nooit weggehaald omdat er bepaalde bezoekers langskwamen - ook niet voor mijn diepgelovige vrienden uit de VS. En als ik ze zou wegzetten, dan alleen omdat ik niet de indruk wil wekken dat ik geen respect heb voor hun religie. Die beelden staan daar niet omdat ik zelf gelovig ben, maar ze zijn wel een verwijzing naar mijn achtergrond en mijn verleden. Ik lach niet met de mensen die ze in huis hadden. Ik vind dat ze warmte en gezelligheid uitstralen, ik kan me voorstellen dat mensen zich er vroeger door beschermd voelden." "Het is zeker geen kunst. Kitsch is te denigrerend. Retro? Nee, ook dat niet. Een heilige familie in biscuit is misschien kitscherig te noemen. Maar deze beelden van gips hebben iets ruws, iets onafgewerkts. Je ziet de huisvlijt aan exemplaren die zijn 'gerenoveerd' of gemoderniseerd, overschilderd in egale kleuren, zonder rekening te houden met schaduwen in de plooi van een kleed enzovoort." "Ik ben opgegroeid in een tijd dat er tamelijk openlijk afscheid genomen werd van die dingen. Persoonlijk wil ik ze niet graag kwijt. Ze zijn typerend voor de evolutie die we met z'n allen doormaken in ons religieuze denken. Ik ben atheïst en ik vind dat atheïsten niet mogen voorbijgaan aan de groei en nuance die ook binnen de katholieke kerk plaatsvindt." Voor een Amerikaanse televisiezender mocht Provoost onlangs haar visie op religie en God uiteenzetten. Ze vat het even samen: ,"Als je mij zou vragen of God bestaat, dan zeg ik: 'Natuurlijk bestaat hij. In de hoofden van al die mensen die in hem geloven.' Ik heb bij Bill Moyers Patricia De Martelaere aangehaald, die in een schitterend essay een parallel getrokken heeft tussen kunst, liefde en religie. Over de vraag of een bepaald artefact wel of niet kunst is, kan je eindeloos discussiëren. Soms snap je totaal niet hoe iemand verliefd zou kunnen worden op een bepaalde man of vrouw. En net zo is het voor mij moeilijk om te zien waarom mensen geloven in een bepaalde god. Betekent dat echter dat God niet bestaat? Toch wel, God is er, even levensecht en tastbaar als die kunst en die verliefdheid. Het probleem ontstaat voor mij wanneer God losgekoppeld wordt van het hoofd van de gelovige . Dan wordt hij (of zij!) een opperwezen met een wil die los staat van de wil van de gelovige." En als God vertegenwoordigers op aarde krijgt. Wat is de mening van paus of kardinaal waard? "Als de media aan kardinaal Danneels vragen wat hij vindt van zus of zo, dan is die vraag dikwijls heel juist geformuleerd: 'Wat vindt hij daarvan, binnen zijn godsbeeld?' Het gaat over hem en zijn denken binnen een religie, niet meer, maar ook niet minder dan dat." "Ik vind het prima als mensen een bepaalde ethiek aan hun geloof willen verbinden. Ethiek is echter niet beperkt tot godsdienst. Desmond Morris zei dat gelovigen de neiging hebben om de doelpalen te verplaatsen. Dan zit je daar met mensen die spreken over de 'ethische stem in hun hoofd, die God is'. Als dat de definitie is, ben ik gelovig, want ik hoor een ethisch appel in mij. Alleen wil ik die ethische stem niet personifiëren en geen God noemen, omdat de verleiding dan te groot wordt om God los van mezelf te gaan zien. Ik riskeer te geloven dat zijn wil los staat van de mijne. God heeft dan een mandaat en naar wat ik zelf vind en wil, wordt niet meer gevraagd. Net in die ontkoppeling van de gelovige en zijn god kan extremisme ontstaan, en dat lijkt me niet de bedoeling van religieus denken." "Op een schrijversfestival waar ik laatst was, zei Hans Magnus Enzensberger: 'Gelovige mensen houden er niet van dat wij, atheïsten, over religie praten. Omdat ze denken dat ze religie bezitten.' Ik vind religie een te belangrijk onderwerp om erover te zwijgen. Het is niet omdat ik geen politica ben, dat ik niet over politiek mag praten. Religie is een grootse kracht in het menselijke bestaan. Ook wie niet gelooft, moet ermee begaan blijven." De ultieme hallucinatie "De oorzaak van mijn passie voor geschonden heiligenbeelden zit nog goed vooraan in mijn bewustzijn. Ze heeft te maken met zich herhalende voorvallen op de boerderij van mijn oom, het ouderlijk huis waar mijn moeder samen met mijn tantes en ooms opgroeide." "Omdat mijn nichtje en ik daar ettelijke vierkante meters tarmac tot onze beschikking hadden, was onze nood aan krijt hoog. Mijn tante, die met de middelen die bij de drogist te krijgen waren, niet altijd aan de vraag kon voldoen, trok dan wel eens naar een van de vele zolders van het huis om er een gipsen Sint Elooi te gaan halen, of een Sint Antonius, patroon van de verloren voorwerpen, waarna ze zei: 'Hier is genoeg krijt om de middag door te komen." "Sint Antonius op de grond gooien tot hij brak, was toen opwindend, maar ik denk dat u zich kunt voorstellen hoeveel hartenpijn de gedachte aan toen me nu berokkent. Als verzamelaar en liefhebber kan ik de herinnering alleen maar verdringen, wat niet wegneemt dat mijn verloren voorwerpen sinds die dag zelden nog de weg naar mij terugvinden." "Al kan je natuurlijk ook stellen dat net die verzamelwoede een compensatie is voor het gebeurde, en ik mijn tante dankbaar moet zijn voor wat zij heeft aangericht." "Het afbreken van ledematen van een gipsen beeldje is een motief in mijn eerste roman Mijn tante is een grindewal . Daar vertel ik hoe twee kinderen een sinds lang verlaten villa op het strand van Cape Cod binnendringen en er een gebroken cupido vinden: '"Was dit echt ooit een levend kind?" vroeg ik, en ik stak mijn hand uit om het aan te raken. () "Is dit geen engel?" vroeg ik, terwijl ik naar de twee afgebroken stompen keek die uit de schouders van het kind naar buiten staken."' "Het thema van verdwenen ledematen komt nog in mijn werk terug. Wie Vallen heeft gelezen, weet dat het hele boek draait rond het verlies van een been, en in mijn derde roman, een hervertelling van het sprookje van de schone en het beest, is het 'beest' een man die bij een gevecht om een vrouw een hoop vingerkootjes is kwijtgeraakt, waardoor zijn hand de vorm van een hoef heeft." "In ieder geval hier mijn oproep: mocht iemand nog in een hoek van een zolder over een exemplaar beschikken en het naar de rommelmarkt willen brengen, gooi het dan in de koffer, doe er geen nopjespapier rond, neem uw bochten niet te langzaam, zorg ervoor dat het een arm of een neus kwijtraakt, er zijn nu eenmaal kopers die op zoek zijn naar geschondenheid." "Overigens, volgens een antiquair die mijn passie deelt, is een heiligenbeeld dat niet geschonden is made in Taiwan ." Hoofdpagina's: ZonKijken | Arkvaarders | Roos&zwijn | Vallen | Grindewal | Springdag | Beminde Ongelovigen |