Lezingen

Nieuws
Werk
   -Alle
   -Ebooks
   -Luisterboeken
   -Bewerkt/Verfilmd
   -Vertaald
   -Bekroond

Auteur
   -Biografie
   -Bibliografie
   -Prijzen
   -Interviews
   -Standpunt
   -Dissertaties
   -Favorieten

Audio/Video
Foto's
Contact

Interviews

Goed Gevoel, 16 april 2007

Kunt u van uzelf zeggen dat u gelukkig bent? Wat maakt u gelukkig?

Alleen al het feit dat ik gezond ben, dat mijn kinderen dat zijn, dat mijn relatie stabiel is, noopt mij tot een groot geluksgevoel. Gelukkig word ik van vertellen. Een verhaal in elkaar zetten en er woorden voor zoeken… nadien heb ik het gevoel van: hé, dat wil ik nog eens doen! Ik vergelijk het met een kind dat een tekening maakt. Op het moment dat het bezig is, beleeft het er plezier aan. Daarna is hij dat moment alweer vergeten. Maar er zijn nog duizenden dingen die me blij stemmen: het wisselen van de seizoenen, aandacht geven en krijgen, inzicht verwerven. Ik ben letterlijk zowel een zondagskind als een zomerkind, ik heb het gevoel dat mijn glas meer dan halfvol is.

Wat doet u liever: lezen of schrijven? Hoe belangrijk is literatuur in uw leven?

Als ik aan mijn bureau zit, weet ik doorgaans niet goed of ik aan het lezen of aan het schrijven ben. Alles wat ik lees geeft aanleiding tot schrijven, alsof mijn hoofd een netwerk is waarbij elk woord aanklikbaar is en een nieuwe webpage oproept. Lezen gaat gepaard met aantekeningen maken, en schrijven met fragmenten herlezen. Lezen doet nadenken, en nadenken doet schrijven, waardoor ik weer zin krijg om te lezen. Er is voor beide bezigheden eenzelfde modus nodig van ontvankelijk zijn voor taal en voor verhalen. Dat is een andere ingesteldheid dan wanneer ik met mijn kinderen bezig ben, met mijn huishouden, met het leven met mijn buren en in mijn stad. Dan ben ik praktisch en heb ik weinig aandacht voor of geduld met het intuïtieve en het irrationele.

Welke plaats neemt uw nieuwste boek in het geheel van uw leven in?

Mijn keukentafel is door de werkzaamheden van mijn man al een aantal jaren de plek van vergaderingen en discussies over stedelijke planning, burgerinspraak, leefkwaliteit, ecologisme. Dit boek schrijven was voor mij een manier om me op mezelf terug te plooien, van tijd tot tijd weg te gaan van de sociaal-politieke praktijk waarin mijn man en ik leven. We wonen en werken in Borgerhout, een plek die een groot appèl doet op zijn inwoners, in een buurt waar je niet vrijblijvend je intrek neemt. Ik herinner me nog onze vergaderingen waarin werd gezegd dat onze stad nood had aan ‘verzoeting’. We wilden een dam opgooien tegen de verrechtsing en we rekenden op de kracht van een burgerbeweging. Gaandeweg is die roep om verzoeting door ons stadsbestuur overgenomen, en omgeslagen in een tactiek van marketing, dat was pijnlijk om te zien. Verzoeting betekent voor mij dat je verdraagt dat een ander andere manieren aanwendt om zich te uiten dan jijzelf, en een hoofddoek draagt, bijvoorbeeld. Ik denk dat ik soms ben gevlucht in mijn roman. Het is het minst politieke boek dat ik ooit heb geschreven, omdat ik volledig door de politiek was omgeven.

Wat maakt u rustig ? Op welke manier ervaart u rust in uw leven? Waar geniet u het meeste van in het leven?

Van de verandering van lichtinval. Dat vind ik het mooist. Hoe licht verandert met het seizoen, hoe bij het vallen van de avond een straat of een horizon er helemaal anders gaan uitzien. Of de verandering van een ruimte als er een dimlicht geplaatst wordt, of als een van de peertjes doorbrandt, daar kan ik altijd naar kijken. Schrijven is kijken. Het is observeren om te kunnen be-schrijven. In mijn boek In de zon kijken is de blik in gevaar: de moeder wordt langzaam blind. Haar dochtertje van acht vraag zich af of ze nog zal groeien als de moeder niet meer kijkt. Kinderen voelen niet dat ze groeien, ze weten het voornamelijk omdat de moeder nu en dan roept: wat word je groot! Ze groeien van de boterhammen die ze eten, maar nog meer van de liefdevolle blikken die ze krijgen. In mijn vorige boek had ik een moeder die helemaal lam was en alleen maar naar haar dochter kon kijken. We denken dat we onszelf zien in de spiegel, maar eigenlijk bekijken we onszelf voortdurend door de ogen van anderen. Dat spel zien met een andere bril of een andere lichtinval, de vervreemding die dan ontstaat, daar gaat het over in literatuur.

Waar gelooft u in?

De werkelijkheid is te groot en te ingewikkeld voor mijn harde schijf. Er zijn mensen die datgene waar hun verstand niet bij kan ‘god’ noemen. Omdat men niet begrijpt, gaat men geloven. Dat lijkt me een uitstekende oplossing, maar niet voor mij. Zelf kies ik ervoor om me te verzoenen met de onvolmaaktheid van mijn brein. Ik zie niet in waarom ik de lacune die ontstaat zou gaan dichtgooien met een begrip dat dan toch weer te breed uitvalt. Het mysterie is voor mij niet goddelijk, het is versluierd. Iedereen vult de onbenoembare leegte op de manier die hij zelf kiest, en met een liefdevolle god-die-vader-is heb ik geen probleem. Wel verontrust het me als mensen het hiaat in hun bevattingsvermogen gaan volproppen met iets wat ze boven zichzelf stellen: een opperwezen, een vorst, een god-de-heerser. Dat lijkt me bij voorbaat ondemocratisch, en het neemt erg veel verantwoordelijkheid weg. De stap naar een autoriteit die bevelen geeft en straft, en die zijn onderdanen vraagt om te straffen en te bevelen in Zijn Naam, is dan nog maar klein.

Is er iets heilig voor u?

Heilig zijn voor mij alle kinderen van alle komende generaties. Zij moeten het criterium zijn bij elke beslissing die wij nemen. Toch doen we al jaren het omgekeerde. We hebben de aarde vermarkt, verramsjt, uitverkocht, leeggemaakt, zonder rekening te houden met wie na ons komt. Ook na het grote Al Gore-alarm wordt er weinig anders gedaan dan het lanceren van een paar nepvoorstellen, die zijn ingefluisterd door communicatiebureaus. Ons beleid wordt niet gevoerd met in het achterhoofd de toekomst van onze kinderen, maar met de vraag: “Wat moet ik doen om te worden herverkozen?”

Zijn er dingen in uw leven waarvan of waarover u spijt heeft?

Waar ik spijt van heb is dat we als mensheid veel sneller ontwikkelen dan we afkunnen. We zijn in staat het land te exploiteren, gewassen te manipuleren, scheikundige fusies te maken, lang voor we de mentale capaciteit hebben om de gevolgen te overzien. Ineens loopt het mis, dan zitten we als konijnen voor een lichtbak. Catastrofes worden lang tevoren voorspeld, en toch lijken we niet op tijd de moed te vinden bij te sturen. Het is een verschijnsel dat ik heb beschreven in mijn boek De arkvaarders: weten dat het onheil komt, maar het gevaar net zo lang in twijfel trekken tot het te laat is. Ik heb spijt dat mijn kinderen niet meer kunnen opgroeien in onbezorgdheid. Zij moeten luisteren naar berichten over rampspoed en onheil omdat de generaties voor hen het belangrijker vonden om de economie draaiend te houden dan om zich vragen te stellen over de grenzen aan de groei.