Argus Milieumagazine, augustus 2003
Over milieu en duurzaamheid
Interview Chris Jacobsen
Anne Provoost:
'De milieuproblematiek is een relevant onderdeel van mijn leven, en bijgevolg kan ik niet anders dan erdoor geboeid raken. Ik ben iemand die gelooft dat elk bestel uiteindelijk ten onder gaat aan zijn complexiteit. Steeds weer nemen de schaal en complexiteit toe, om dan inefficiënt te worden, voor problemen te zorgen of in elkaar te klappen; de dinosaurussen waar mijn zoontje zo in geïnteresseerd is weten daar alles van. Doorheen de geschiedenis moet worden gezocht naar oplossingen om de complexiteit te vereenvoudigen. Internet is een mooi voorbeeld. We hebben Google, en dat is onze oplossing voor de onoverzichtelijkheid van het net. Maar tussen hier en een jaar of vijf zal Google niet meer voldoen, dat zie je zo aankomen. Als je vandaag een groepje zoekwoorden intikt krijg je een paar honderd artikels waar de woorden in voor komen. Op een dag zul je er niet meer een paar honderd krijgen, maar een paar miljoen. Dan ontstaat er weer nood aan een nieuw systeem, zoniet gaat het world wide web ten onder. Alles wat we doen wordt vanzelf grootschaliger, dat heeft te maken met onze hang naar groei, dus is er iedere keer een actieve ingreep nodig om het weer kleinschalig te maken.
Dat is heel zeker zo met onze omgang met het milieu. Onze relatie met onze omgeving is verziekt door een neiging tot grootschaligheid: we moesten veel auto's hebben om ver en snel te kunnen bewegen, veel keuze in de winkelrekken, snelle levering uit verre landen. Als we ons bestel tegen de ondergang willen behoeden, moeten we weer terug naar 'weinig', 'dichtbij' en 'langzaam'. We moeten opnieuw de lijn kunnen zien tussen producent en consument. Dan wordt de rol die we daarin kunnen spelen vanzelf duidelijk.
Die nieuwe houding is natuurlijk niet erg verkoopbaar. Mensen willen maar wat graag geloven dat er geen vuiltje aan de lucht is, en dat die milieu-inspanningen helemaal niet nodig zijn. Wie dergelijke sussende berichten, uit onkunde of onwil, verspreidt scoort onmiddellijk. Dat zullen de groenen de voorbije verkiezingen zeker begrepen hebben, hun verhaal is nu eenmaal niet populistisch te brengen. Hiervoor werden ze afgestraft, een hele ideologie werd in één klap weggevaagd. Een evenwicht tussen denken in termen van economische groei en denken in termen van duurzaamheid dat uniek was in Europa, is weer uit balans.
Wat verdwenen is in het politiek debat is de vraag of de mens wel de maat van alles is. De natuur kan zonder de mens, maar kan de mens ook zonder de natuur? We onderschatten hoeveel mentaal welzijn er ontstaat uit schoonheid in je leefomgeving, uit groen, uit een gevoel van gezondheid,… Volgens mij kun je zeggen: democratisch handelen betekent ook de nog niet stemgerechtigde kiezer een stem geven, met name onze kinderen en kleinkinderen. Een echt democratisch beleid moet ook kijken naar waarmee we toekomstige generatie opzadelen. Op de verkiezingsshow zei Etienne Vermeersch nog dat 'de kern van het echte groene denken het gedachtegoed voor de komende eeuw is'. Ik denk dat veel mensen nu zijn geschrokken en volgende keer opnieuw groen zullen stemmen, maar ondertussen is de ravage wel aangericht.
Misschien is dit altruïstisch denken maar aan weinig mensen besteed?
Anne Provoost:
Je hoeft niet rijk te zijn om je leefomgeving voor iedereen wat aangenamer te maken. Mensen zorgen zo vaak secuur voor hun achtertuintje, waarom dit niet consequent doortrekken naar de voortuin of gevel? Met wat creativiteit is een schitterend geveltuintje zo aangelegd. Dat hoeven heus geen dure, tere petunia's in aarden bloempotten te zijn, een simpele asparagus die jaren meegaat kan al een wereld van verschil maken. De weldaad die ontstaat wanneer je wat verder gaat dan de eigen achtertuin, wanneer je mensen een goed gevoel bezorgt als ze je huis voorbijlopen, wordt enorm onderschat. Je geest voor zulke dingen en voor creativiteit in het algemeen kunnen vrijmaken wordt dikwijls afgedaan als een luxe. Dat is slechts in zeldzame gevallen zo. Als mensen dit soort zaken niet oppakken, is het meestal uit onverschilligheid.
Maar in ieder geval hebben we veel in eigen handen? Bijvoorbeeld wat de leefbaarheid van de steden betreft?
Anne Provoost:
De maatschappelijke werkelijkheid zal blijven bestaan, ook als we er niets voor ondernemen. Als menselijk wezen moet je bij je handelen altijd vertrekken van de bestaande wereld zoals hij is, ook al sta je er niet achter. Het is kwestie van de moed te vinden om in te grijpen in die maatschappelijke werkelijkheid. Het verlies van het gevoel dat je kunt ingrijpen maakt mensen pessimistisch. Ik heb de indruk dat de meeste mensen altijd op zoek zijn naar manieren om iets te veranderen. Mensen kunnen je wel komen vertellen dat ze denken dat ze machteloos zijn, maar dat zijn woorden. Hun weerbaarheid wordt duidelijk als een auto voor hen niet snel genoeg optrekt of verkeerd geparkeerd staat. Dan zijn veel mensen ineens wel heel mondig. Het komt erop aan die weerbaarheid van mensen op een positieve, constructieve manier in te zetten. Nu blijft het veel te vaak in het negatieve steken: schelden, kankeren, … wat in mei overigens ook in het kieshokje is gebeurd.
Niemand hoeft te wachten tot het systeem verandert, je kunt ook zelf veranderen. Bij alles wat je doet kun je speldenprikjes geven. Je bent geen speelbal en je kan je navenant gedragen bv. in de supermarkt. Daarin moet je je gedragen voelen. Wat moet vermeden is dat mensen ophouden iets te ondernemen omdat ze denken dat ze vechten tegen molens: ik repareer dit lekkend kraantje niet meer, want kijk naar dat bedrijf, het waterverbruik is daar véél groter. Of: heeft het wel zin dat ik de trein neem naar het werk als mijn buurvrouw op strandvakantie gaat in India? Door die houding zijn we gekomen waar we vandaag zijn. Bewust verbruiken kan alleen zijn succes behouden als de bewuste gebruikers het gevoel hebben dat ze met velen zijn, dat er een boel mensen zijn die zich zorgen maken om de voorraadkast van de wereld. Daar moet waarschijnlijk aan gewerkt worden, aan het met toeters en bellen aan elkaar laten weten dat iedereen op zijn manier met het milieu bezig is. Sinds de verkiezingen in mei zeker, want nu hebben velen het gevoel dat zij de enigen zijn die iets proberen.
En geld. 'Bio', 'eerlijke prijs' is toch ook duurder?
Anne Provoost:
Dat klopt alleen als je biovoedsel wil inslaan zoals je voorraden inslaat in de supermarkt. Wie bereid is anders te kopen, kan opteren voor het concept van 'groentenmanden', een pakket van seizoensgroenten en -fruit, bij voedselteams of in de biowinkel. Je weet vooraf niet wat er allemaal in zit, en de samenstelling wisselt met de seizoenen. Maar de prijs blijft laag. Zo krijg je niet alleen waar voor je geld, je leert ook groenten eten die je voordien niet kende. Toen wij met onze verbouwingswerken van dit huis bezig waren, was kiezen voor een milieuvriendelijke aanpak inderdaad meestal duurder. Nu veranderen dingen op dat vlak toch ook. Er zijn subsidies te bekomen voor het installeren van een zonneboiler, groendaken enz. De wateroplosbare verven en de gipsbezetting met lage radioactiviteit zijn nu overal vlot te verkrijgen. Het is dus minder een zaak van 'duurder', dan van 'herorganiseren en informeren'.
Je woont en werkt in de stad, is Anne Provoost een echte stadsmus?
Anne Provoost:
Ik houd van dingen met een geschiedenis, in die zin ben ik een nostalgisch persoon. Daarom verblijf het liefst in omgevingen die altijd woon- en leefomgevingen zijn geweest. Ik wil niet het gevoel hebben een indringer te zijn in iets wat tot voor kort nog groen was. Nieuwbouw in een verkaveling is aan mij niet besteed. In de stad woon je meer tussen de mensen. Daarenboven apprecieer ik de bescherming die de huizen en gebouwen om me heen bieden tegen wind en kou, hier warm je je letterlijk aan je buren. Ik ben ook wel gesteld op de compactheid van het stedelijk weefsel. In geen tijd zijn 's morgens de kinderen naar school, ben ik naar de bakker geweest, zijn de boodschappen gedaan en kan ik beginnen met mijn werk.
Antwerpen mocht wel wat groener zijn natuurlijk, met wat meer beplanting zoals in de Duitse en Engelse steden, maar soms vraag ik me af: is het stedelijk groen zo veel slechter dan die paar meter voor en achter een nieuwbouwwoning? Dat heeft met natuur toch ook maar weinig te maken?
Wordt de drukte van de stad soms te veel en heb je dan de neiging om de natuur op te zoeken?
Anne Provoost:
Hier zijn plekjes die helemaal niet 'stedelijk' aanvoelen. Nu is het wel zo dat ik door thuis te werken misschien een beetje verwend ben en daar anders tegenover sta dan iemand die dagelijks dat drukke stadsverkeer doorheen moet. Als je altijd weer onder tijdsdruk van punt A naar B en terug moet ga je daar veel minder ontspannen mee om.
Je hebt een tijd lang in de VS gewoond. Zie je grote verschillen in attitude tegenover mens en milieu in vergelijking met onze contreien?
Anne Provoost:
We woonden toen in Minneapolis, een progressieve stad in de buurt van de grote meren, met heel veel min of meer ongerepte natuur. Wie in die streek opgroeit zal anders tegen natuur aankijken dan mensen uit grootsteden zoals New York, Antwerpen of Brussel. In grootsteden kom je dan weer alle uitersten tegen. In Antwerpen zou je je kunnen vergapen over hoe 'bruin' hier wordt gestemd, maar dan vergeet je dat er hier ook enorm veel groene jongens zitten, veel meer dan 'op de boerenbuiten'. Stedelijk gebied brengt extremen samen, dat heb je gewoon op plaatsen waar van alles de concentratie hoog is. Kortom, de Antwerpenaar, New Yorker of Brusselaar bestaat niet, dus verschillen in attitude ga je mij niet horen verkondigen, dat laat ik over aan mensen die daar studie rond verrichten.
Een van de grootste milieu-uitdagingen is de mobiliteit. Hoe kijk jij daar tegenaan?
Anne Provoost:
Als ik de problemen van mobiliteit mocht aanpakken, zou ik nogal drastisch te werk gaan, dus schrik niet. De fietsers zouden toeters hebben, en de auto's bellen. De fietsers zouden de rijweg krijgen, de auto's het autopad. De auto's zouden dan altijd in de plassen moeten rijden, het zwerfvuil vangen, de verkeerd geparkeerde auto's en openzwaaiende portieren moeten ontwijken, opletten voor alles wat van het voetpad komt,… Bij regenweer zouden voetgangers en fietsers ten allen tijde voorrang krijgen. Uitlaatpijpen, zeker die van vrachtwagens of bussen, zouden naar boven gericht moeten staan, zoals de bussen en trucks in Amerika. En dus zeker niet naar naar het voetpad, op neushoogte van baby's in de kinderwagen. Soms zie je in de stad van die terreinwagens met wielen alsof ze op olifantenjacht gaan, hun bumpers ter hoogte van je longen. Als een aanrijding met een gewone auto alleen maar je bekken breekt, slaan deze in op je vitale organen. Ik begrijp ook niet waarom bumpers hard zijn. Die zouden van mousse moeten zijn, wat zeg ik, auto's zouden helemaal van mousse moeten zijn! (lacht)
Alle gekheid op een stokje, eigenlijk betaalt de stedeling de prijs voor het feit dat er zoveel mensen in de stad willen zijn, maar er toch niet willen wonen. Het is de stadsbewoner die met de benzeen, het roetstof en de lawaaihinder zit opgezadeld.
De automobilist zou zich beter wat meer vragen stellen: Wat doe ik daar als ik de stad binnenrijd? Waar parkeer ik mijn auto? Hoeveel last veroorzaak ik voor de bewoners? Kies ik bewust voor een minder vervuilende auto?
Ook de andere milieu-uitdagingen zijn heel groot, zie je algemene milieutrends?
Anne Provoost:
Ik hoor de laatste tijd dat windmolens het uitzicht op zee zouden storen. Mensen vinden ze niet esthetisch. Weet je wat ik niet esthetisch vind? Al die autowegen in mijn geboortestreek, al die auto's voor mijn huis. Niet zo lang geleden was ik in Lissabon. Ik was er al eerder geweest, maar deze keer was de stad veel mooier. Ze was helemaal autovrij gemaakt voor een marathon. We letten er niet meer op, maar buitenissig veel verkeer in onze oude steden, dat vind ik nu eens visuele vervuiling, daar kan een windmolen niet tegenop.
Trouwens, de vraag is al lang niet meer: 'Willen we uitkijken op een windmolen aan de kust of willen we dat niet?' De vraag is nu: 'Willen we uitkijken op een windmolen aan de kust of op een kerncentrale in de polders?'
Het vreemde aan de hele kwestie is nog dat men er dan in slaagt om het te doen uitschijnen alsof het de ecologisten zijn die niet met vernieuwing kunnen omgaan. Ze zouden geen geloof hebben in de vooruitgang die is geboekt omtrent de nieuwe veiligheid van onze kerncentrales. De groene jongens zijn dan de doemdenkers. Terwijl je diezelfde mensen wel apocalyptisch zult zien denken op een heel ander vlak. Dan gaan ze zich zorgen maken over kinderen en televisie, of kinderen en seks. We hebben geen uitweg voor ons kernafval, maar met kernafval kunnen we risico's nemen. Kernafval is voor het jonge kind dus minder gevaarlijk dan een stel homo-ouders, want daar wordt dan weer geen risico genomen.
En waarom zou je jezelf zo kwetsbaar willen opstellen? Een kerncentrale is toch een gedroomd doelwit in tijden van oorlog en terrorisme? Zet dan duizend windmolens en er is niemand die je op dat vlak iets kan maken…
Dus gaan de huidige globalisering, de wereldmarkt een totaal verkeerde richting uit?
Anne Provoost:
Zelfs als de wereldhandel correct zou verlopen en je tegen een eerlijke prijs vlees zou invoeren uit Noord Afrika, dan nog blijft het laakbaar om je voedsel zo ver te gaan zoeken. In die zin is het afbouwen van onze landbouw geen goede zaak! De economische logica achter dit alles is voor mij geen logica. Alleen de duurzaamheidslogica, die draait om zelfbehoud, ook op langere termijn, kan me overtuigen.
Zeker zijn de oude grote thema's zoals het opheffen van sociale ongelijkheid en de herverdeling van de rijkdom belangrijke items, maar als we naar meer kleinschaligheid evolueren zullen ook op die terreinen de oplossingen volgen.
Maar van die kleinschaligheid evolueren we steeds verder weg. De scholen, bijvoorbeeld, worden nog altijd groter, terwijl ze veel kleiner zouden moeten worden, terug met het gezin als model in plaats van het bedrijf als voorbeeld te nemen. We blijven ons economisch model exporteren en vergeten dat er ook alternatieven zijn die zeker een kans verdienen: de ruil van middelen en diensten, alternatieve betaalmiddelen,… We gaan overal verkondigen dat je niets voor niets hebt. Dat klopt in bepaalde mate, maar het maakt ook helemaal duidelijk dat we de kunst van het geven overboord hebben gegooid. We hebben alles wat gratis is verdacht gemaakt, en waardeloos, terwijl er in de wereld toch heel veel gratis is.
Het wordt nog erger als er nieuwe markten - en consumenten bijkomen, denk maar aan de ontwikkelingslanden…
Anne Provoost:
Het economisch bestel heeft geen baat bij weerbare consumenten die 'nee' durven zeggen. De mensen in de ontwikkelingslanden moeten de middelen krijgen om zichzelf te ontwikkelen en zich weerbaar te maken. Zo zullen ze niet onmiddellijk toehappen op wat de westerse markt hen presenteert als zaligmakend.
De marketing- en reclamemachine werkt behoorlijk efficiënt en die westerse markt met al die luxeartikelen is aanlokkelijk. Er zou meteen al een tegenstem moeten zijn die mensen bewust maakt van de waarde van dingen die meer zijn dan gadgets: je dorp, je kleine kring, je band met de makers van de voorwerpen die je koestert. Alleen, hoe kan die stem ooit even luid klinken als die van de reclamejongens uit het Westen?
Word je bij dat besef dan niet moedeloos?
Anne Provoost:
Ik geloof in de veranderbaarheid van mensen. Wat mezelf betreft: ik heb al gezegd dat ik houd van dingen met een geschiedenis, tweedehandse spullen en voorwerpen met een patina. Daarom wil ik graag dat de dingen ook na mij kunnen blijven bestaan. In kringwinkels dingen kopen die al eens van iemand geweest zijn, en er zo mee omgaan dat ze later ook nog eens van iemand anders kunnen zijn. Zo wil ik ook omgaan met mijn huis, mijn straat, mijn stad, de natuur: op een manier waarop ze naast gebruikt ook behouden blijven, niet verbruikt.