Lezingen

Nieuws
Werk
   -Alle
   -Ebooks
   -Luisterboeken
   -Bewerkt/Verfilmd
   -Vertaald
   -Bekroond

Auteur
   -Biografie
   -Bibliografie
   -Prijzen
   -Interviews
   -Standpunt
   -Dissertaties
   -Favorieten

Audio/Video
Foto's
Contact

Standpunt

Verschenen in PEN-Tijdingen, November 2001
M. Claeys en A. Provoost

De zaak Reve

Op 16 november 2001 eisten zesenzestig schrijvers het ontslag van minister van cultuur Bert Anciaux, nadat hij had bekendgemaakt dat Gerard Reve dit jaar de Grote Prijs der Nederlandse Letteren niet uit handen van de Belgische koning zou ontvangen. Omdat bijna meteen na de persconferentie van de schrijvers begripsverwarring optrad in de pers en op het ministerie van cultuur, ondernamen Anne Provoost en Manu Claeys (twee ondertekenaars van de petitie) in de daaropvolgende dagen een zoektocht naar definities. Ze wilden hun eigen invulling geven van wat achter de petitie schuilging, waarom een radicale eis tot ontslag er kwam op basis van een diepgaande vertrouwensbreuk, met de bedoeling de discussie opnieuw op een vruchtbaar spoor te krijgen. Op 22 november 2001 mailden ze de minister een lexicon, waarbij ze bijzondere aandacht hadden voor de grote woorden in de petitie, met name 'de hoogste literaire onderscheiding in het Nederlandse taalgebied onherroepelijk beschadigd' en 'nooit eerder heeft een Vlaams minister van Cultuur het hem toevertrouwde patrimonium zelf zo aangetast'. Ziehier hun lexicon.

Patrimonium
a. in de enge zin verstaan wij daaronder: de Grote Prijs der Nederlandse Letteren zelf, een onderscheiding die, in de huidige formule, voor een essentieel stuk vervat zit in de ceremonie van de uitreiking. Het geldelijke bedrag is relatief bescheiden in vergelijking met andere grote prijzen. Het prestige zit hem vooral in het feit dat een heel volk via zijn (bij deze gekroond) staatshoofd de Prijs verleent, wat, zoals Geert van Istendael opmerkte, ook de waardering van de politieke wereld voor de literaire wereld uitdrukt - zie beschadiging.

b. in de bredere zin gaat het om een maatschappelijke houding waaruit respect voor en het begrijpen van de intellectuele eigenheid van het literaire veld blijkt. Van een minister van cultuur wordt verondersteld dat hij de belichaming is van deze houding. We maken een onvolledig lijst van elementen die hieronder vallen, telkens gevolgd door de ministeriële inbreuk die, ons inziens, gepleegd werd:

  • de literaire verdiensten van Gerard Reve zelf: werden door het gebeurde impliciet in een kwalijk daglicht gesteld, hetgeen relatief eenvoudig is wanneer het een auteur betreft die in geschriften en gedrag zo politiek incorrect is als maar zijn kan;
  • de waarde van een onderscheiding: werd ondergeschikt gemaakt aan het primaat van het koningschap en aan maatschappelijke gevoeligheden - zie ontbloten van de kroon, zie vrijheid van meningsuiting, zie stemmingmakerij;
  • goede contacten met het veld: het gebrek aan ernstig voorafgaand overleg binnen de sector (Fondsen, de uitgever, de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, de collega-minister in Nederland, de laureaat zelve, enzovoort) leidde tot een onhandig dictaat.
  • een bedachtzaam discours: de vermenging van het publieke en het private en het hanteren van zevenmijlsredeneringen omtrent maatschappelijk gevoelige kwesties (dat laatste in toenemende mate vanaf maandag 19 november) hebben de essentie van de hele zaak naar de achtergrond geduwd. In de plaats kwamen te wantrouwen appèls op het gezond verstand (das Gesundenes Volksempfinden), allusies op de psychologische botheid van het schrijversgild en de suggestie dat wij pedoseksualiteit 'vergoelijken of toedekken' (uw woorden). Helemaal vertroebelend werkte de hoed van minister van jeugd die u plots opzette om de malaise rond een literaire prijs nog groter te maken (in de jeugdliteratuur is het, na al die jaren, gelukkig min of meer gemeengoed dat je wat goed is voor de kunst en wat goed is voor de jeugd beter gescheiden houdt) - zie stemmingmakerij.

Vrijheid van meningsuiting
Wij, als ondertekenaars van de petitie, ageerden tegen een politiek die doet alsof cultuur, kunst, literatuur het hoogste goed is, en kunstenaars de waakganzen, de wachters aan de poort, maar die ganzen verdacht maakt als ze aanslaan en de individuele kunstenaar beledigt en slachtoffert om anderen niet in verlegenheid te brengen. Ten gevolge van een dergelijke politiek worden schrijvers gereduceerd tot mensen die 'zich buiten de samenleving plaatsen en zich slechts bezig houden met hun literaire bezorgdheden' (wij citeren uit uw persbericht), of nog: 'eilandbewoners' (uit De Standaard) of zelfs 'lieden' die hooguit voor 'amusement' zorgen (uit krantencommentaren in De Morgen en Het Laatste Nieuws), terwijl de onder een recessie gebukt gaande bevolking toch wel andere katten te geselen heeft en seksueel misbruik van kinderen nog al te vaak in de doofpot gestopt wordt. De petitie is, ons inziens, precies een poging om meer te doen dan gewoon literair bezorgd zijn. We plaatsen ons middenin de samenleving, niet erbuiten, want de door u genomen beslissing heeft politieke en maatschappelijke implicaties - zie aantasting.

'Had Reve zich maar gedistantieerd van zijn partner of hem gezegd zijn mond te houden.' Dit soort verzuchtingen duikt vaak op in commentaren, en het zou het inderdaad voor iedereen makkelijker hebben gemaakt. Alleen, hij heeft het recht dat niet te doen, en hij hoeft, omdat hij van dat recht gebruikt maakt, niet te worden gestraft door de prijs maar half te krijgen.

We weten het, het is oud gezeur: vorm en vent, mening en handeling, de schrijver en de mens achter de schrijver: het zijn abstracte, vooral in literaire kringen gebruikte begrippen. Maar in het aloude en immer springlevende debat rond vrijheid van meningsuiting gaat het wel daar om. Een minister van cultuur die de twee sferen door elkaar haalt, bewijst zijn veld een slechte dienst. Hij zegt: 'De kunstenaar moet uitkijken met zijn schrijven, zijn doen en zijn laten (i.e. op regelmatige tijdstippen verduidelijken dat hij aan de juiste kant van de maatschappelijke gevoeligheden staat, zelfs al moet hij daarvoor zijn partner desavoueren).' Uw beslissing om eenmalig af te stappen van het normale protocol rond de huldiging wekt de indruk dat het principe van vrijheid van meningsuiting van ondergeschikt belang is.

Stemmingmakerij
Het ministerie herleidt de uitreiking van een literaire prijs voor een heel oeuvre tot een toekenning van een bewijs van goed gedrag en zeden. Het werkt een beeldvorming in de hand die negatief afstraalt op een schrijver die uitgerekend gehuldigd moest worden.
U, als jurist, kent het belang van de volgende basisprincipes van de democratische rechtsstaat: onschuldig is hij die niet veroordeeld is en een individu draagt niet het (eventuele) strafblad van zijn partner, zijn ouders, zijn kinderen. Uw beslissing ging voorbij aan de logica achter deze principes. Ze was gebaseerd op een logica die in eerste instantie rekening wilde houden met vermoedens over wat leeft in de publieke opinie ('Ik ken nu eenmaal de gevoeligheden,' dixit uzelf, of 'Anciaux heeft de heer Van der Ploeg nog eens duidelijk gemaakt wie de heer Schafthuizen eigenlijk is', dixit een van uw woordvoerders). Ons inziens moeten schrijvers én hun minister er alles aan doen om een samenleving te hoeden voor heksenjachten en om de publieke opinie te confronteren met de gemakkelijkheid van deze redeneringen. Wanneer dit niet gebeurt, krijg je het volgende te lezen in de Vlaamse tabloidpers: 'De bekende schrijver, bekend voor zijn schrijfkunst en voor financieel inzicht, was gekwetst door de afwezigheid van de koning. Maar hij was niet zo diep gegriefd dat hij de prijs zou weigeren wanneer die op zijn bankrekening werd gedeponeerd' (Het Volk). Een dergelijke poging om wie eigenlijk gehuldigd moest worden literair en menselijk op kinderachtige wijze onder de gordel te treffen: het is de directe resultante van de ministeriële beslissing. In plaats van Reve te eren, werd en wordt hij naakt ten tonele gevoerd.

Aantasting
De eenzijdig genomen beslissing om de klassieke formule - uitreiking door de koning - eenmalig te herzien, om de spelregels naar eigen goeddunken, willekeurig en à la tête du client te wijzigen op grond van wantrouwen (Schafthuizen zal zich niet gedragen) en impliciete veroordeling (Schafthuizen is pedoseksueel) ten aanzien van de partner van de laureaat, hebben het hoger beschreven patrimonium direct en indirect aangetast. Of Joop Schafthuizen betrouwbaar is en dat hij pedofiel is: daar gaat het niet om, hoe maatschappelijk gevoelig dit ook ligt. Een laureaat moet door de bekroonde instantie met respect worden behandeld, tenzij hij dat respect verliest. Eventueel laakbaar gedrag tijdens de huldiging had noch de prijs noch de monarchie besmeurd, hooguit degene die zich misdraagt, ook al beweert u het tegendeel. Het prestige van het eerbetoon (zie hoger) wordt Reve ontzegd: niet het hele volk via zijn koning, maar een anonieme postbode brengt de prijs. Door het schrappen van de ceremonie zet bovendien ook de hele politieke klasse, via zijn minister van cultuur, een stap terug in het uitdrukken van waardering voor de literatuur (ons bevreemdt het dan ook dat uit politieke kringen zo weinig verontwaardiging klonk).

Dat Gerard Reve, na het incasseren van een grove belediging, uiteindelijk helemaal liever geen ceremonie wil en dat zijn partner verontwaardigd roept dat 'zelfs de paus van Rome' niet hoeft te komen, is een begrijpelijke uiting van frustratie, maar ook deze houding dreigt misbruikt te worden in de zucht naar stemmingmakerij ('Reve wil geen uitreiking, maar wel de centen', kopt Het Nieuwsblad) en in de drang om slechte wil te zoeken bij het in verdenking gestelde herenkoppel.

Ontbloten van de kroon
Er was, ergens onderweg, het ministeriële voorstel om tijdens een alternatieve ceremonie de prijs te laten uitreiken door de Vlaamse minister-president. Dat kan wat vreemd lijken voor vele Vlamingen, want mag een minister-president dan wel het risico lopen van heibel en belediging, mag hij in opspraak komen tijdens een ceremonie? Dit is minder vreemd dan het lijkt: het gaat hem immers om twee logica's die op een onverkwikkelijke manier verstrengeld raakten, met name de logica van het protocol rond de koning en de logica van respect voor een gehuldigde. De eerste logica haalde het, wegens de belofte van het niet ontbloten van de kroon waartoe een minister zich verplicht. Zonder ons uit te spreken over zin en onzin van het protocol en de ministeriële plicht in deze, willen we er op wijzen dat een dergelijke politieke voorzichtigheid hier volgens ons leidde tot een extreme uitspraak over de waarde van een niet-politiek veld. Wij voelen meer voor radicale uitspraken die voortkomen uit bedachtzaamheid - in zijn Intelligente Emotie schreef Ludo Abicht daar zeer behartenswaardige dingen over.

Het wordt tijd dat het strikte karakter van het protocol, waarbij de kroon niet ontbloot mag worden, duidelijk vermeld wordt als hoofdreden voor de ministeriële beslissing tot opschorting van de ceremonie, dat uitleg verschaft wordt over wat dit protocol precies inhoudt in België, en dat hierover een discussie aangegaan wordt, die zich niet beperkt tot deze zaak, maar de voor- en nadelen van het protocol afweegt, en de mogelijkheden tot verbetering, tot modernisering. Precies omdat de uitgangspunten zo verwarrend zijn (respect voor het strikte protocol, maar toch Reve niet willen schofferen), belandde de minister in een situatie waarin slechts één grote inconsequentie bloeien kon: de kroon mag niet ontbloot, maar Reve wel. Een gebrek aan souplesse en angst voor onvoorspelbaarheid, voor het individu dat zichzelf tot nar verklaart, hebben in 2001 geleid tot een farce rond de Grote Prijs der Nederlandse Letteren. Een beslissing door voorzichtigheid ingegeven (kroon afschermen) heeft geleid tot een extreme uitspraak vanwege hof en politici over de waarde van literatuur en de plaats ervan in de maatschappij. Indirect is aldus de moeizame verhouding tussen letteren, monarchie en politiek ontbloot - zie onherroepelijk beschadigd.

Onherroepelijk beschadigd
Het hof kan niet langer benaderd worden om deze prijs uit te reiken. Uit het hele gebeuren blijkt immers dat, wegens het strikte karakter van het protocol, niet alle laureaten op dezelfde manier kunnen worden behandeld. De aantasting van de prijs als instituut en 'het vernederend gerommel' (dixit de uitgever van Gerard Reve) rond de niet-huldiging dit jaar kunnen, volgens ons, slechts ongedaan gemaakt worden door op zoek te gaan naar een andere vorm van officieel eerbetoon. Dat u in een radio-interview (waar zelden bedachtzaam geformuleerd wordt, we beseffen dat maar al te goed; daarom schrijven we ook liever) het antwoord schuldig blijft ('ik heb daar eigenlijk nog niet aan gedacht') op de vraag wat moet gebeuren als een volgende laureaat de huldiging weigert, lijkt erop te wijzen dat u inderdaad niet stilstond bij het feit dat deze literaire prijs zijn kracht onder meer haalt uit het prestige verleend door een vorstelijke uitreiking. Reve zelf hechtte er in ieder geval veel belang aan. Hij had het 'buitengewoon op prijs gesteld die literaire onderscheiding uit handen van de koning te ontvangen', aldus zijn uitgever.

Ontslag
Hilariteit en verontwaardiging alom toen enkele uren na de eis tot ontslag de perceptie ontstond dat sommige ondertekenaars niet het ontslag eisten, maar een signaal hadden willen geven en de minister hooguit 'aan het schrikken' hadden willen brengen. De verwarring is niet onbegrijpelijk. We geven onze analyse van het begrip 'eis tot ontslag'. Een dergelijk verzoek tot ontslag komt van een groep misnoegde mensen die de eis kunnen formuleren maar niet implementeren. Vergelijk het met treinreizigers die vragen om het ontslag van de minister van mobiliteit omdat wegens veelvuldige stakingen de treinen niet regelmatig rijden. Net zo min als de schrijvers kunnen die treinreizigers het ontslag afdwingen, maar ze kunnen wel een petitie tekenen. Zal die minister daarom ontslag nemen? Ja, als hij bij zelfonderzoek inziet dat hij een fout heeft gemaakt en zelf geen stappen zetten wil om die fout, in de mate van het mogelijke, te herstellen. Neen, als hij weigert de verantwoordelijkheid van het euvel op zich te nemen. Maar ook neen, als hij de bekommernis van de eisers ernstig neemt, de zaak herziet en tot een beter voorstel komt, in overleg met de aangewezen organen.

Erg onwaarschijnlijk lijkt het dat de treinreizigers in de pers, zoals nu met de schrijvers wel gebeurt, blijvend zullen worden bevraagd over de ernst van hun eis. De vraag is immers niet: 'Staan de schrijvers wel achter hun eis?' De vraag is: 'Nu de eis is geformuleerd, ben ik als minister bereid om 1) te zien dat er een fout gemaakt is, 2) de verantwoordelijkheid van die fout op mij te nemen, en 3) mee te denken over en werk te maken van een voor eenieder bevredigende oplossing?' Het stellen van de eis, goed te vergelijken met het geven van een alarmsignaal, is niet gericht tegen de persoon van de minister, wel tegen de fout van de minister. Bijgevolg kunnen mogelijke andere verdiensten van die minister niet in rekening worden gebracht. Dat kan later, in de wandelgangen en op de opiniebladzijden, niet bij het opstellen van de eis.

Elke week verschijnt wel ergens een krantencommentaar waarin een minister een motie van wantrouwen krijgt en waarin aangestuurd wordt op ontslag. Moet aan schrijvers deze vorm van protest worden ontzegd? Is literatuur te chic om die te bezoedelen met maatschappelijk geworstel dat vertaling vindt in een politieke eis? Indien dat zo is, dan had u als eerste de literatuur onbezoedeld moeten laten. Indien het niet zo is, was de vraag om ontslag legitiem. Omdat het literaire patrimonium zoals hoger gedefinieerd op velerlei manieren beschadigd werd, omdat een negatieve beeldvorming in groeiende mate (evolutie van de zaak sinds 6 november) in de hand gewerkt werd zonder dat u daar duidelijk tegenin ging/gaat, omdat gekozen werd voor het zekere ontbloten van Reve in plaats van het eventuele ontbloten van de kroon, omdat u, na interventies in de pers en in het parlement en na negatieve signalen vanwege literaire organen, geen contact opnam met de aangewezen betrokken partijen, niet op uw beslissing terugkwam en politieke verantwoordelijkheid opeiste voor de beslissing, werd de eis tot ontslag de enige legitieme eis.

Radicaal
Aldus verlopen vele geschillen: er is een groep die het principe verdedigt, een principe dat rigide is, star, vastgekoekt, zonder uitzonderingen toe te staan, en daartegenover heb je de 'case', dit ene geval, dat langs alle kanten is gekeurd en gekleurd. Je hebt het bij Markies de Sade, bij Oscar Wilde, bij Céline, bij Herman Brusselmans, bij Gerard Reve. Naar ons gevoel komt het altijd op hetzelfde neer: een groep mensen, schrijvers of kunstenaars, slaat alarm bij het aanvoelen dat een drempel wordt overschreden. Ze vergeten daarbij rekening te houden met de gevolgen, de uitvoerbaarheid, de leefbaarheid van wat ze aanrichten. Ze gaan voorbij aan de persoon van de minister zelf, van wie veel ondertekenaars vinden dat hij sinds zijn aantreden menig interessante discussie ontlokte binnen de culturele sector, dat hij inderdaad een goede financiële pleitbezorger is voor cultuur binnen de Vlaamse regering en dat hij 'atypisch' is. Ze laten wat we noemen 'het gezond verstand' varen voor iets anders, maar eigenlijk hoort dat wel zo. Toen we de petitie ondertekenden, hebben we ons gezond verstand onderdrukt ten voordele van iets wat we belangrijker vonden. In het begin vonden we ook dat 'ontslag eisen' een brug te ver was, dat een gele kaart volstond, maar na lang debat voeren over de keukentafel is het ons gedaagd dat - omdat er zoiets belangrijks op het spel stond - hier een radicale, erg doordachte eis op zijn plaats was. Wat heb je aan een waakhond die, als de dieven komen, gromt of alleen oma die beneden slaapt wakker blaft. Hij moet iedereen wekken, ook wie boven slaapt, want het gevaar is groot. Daarom wilden we geen aarzelend gesis maar een luid signaal, hoorbaar in ruimte en in tijd.

En het geblaf mag nog in volume toenemen, want de waakhonden van de pedofilie gingen zo hard blaffen dat die andere waakhonden, die van het recht om niet met de zonden van je partner te worden beladen, het recht om je niet publiekelijk van je partner te moeten distantiëren als hij iets fout doet, het recht om een prijs te krijgen zoals hij is bedoeld,... niet meer worden gehoord.

Pedoseksualiteit
Ná de petitie ontstond een spel van verdeel-en-heers, van het zoeken naar breuken in het schrijversfront, wat wij uitermate betreurenswaardig vinden. Opnieuw werd aan de inhoud van de zaak voorbijgefietst, en nog maar eens spitste de aandacht zich toe op vormelijkheden, (overlevings)strategieën en het politieke spel waarover u beweert dat u erboven staat. Misschien hadden we een brief als deze bij de petitie moeten insluiten, want nog steeds hebben we het gevoel dat onze bekommernissen niet ernstig genomen worden. Geïnsinueerd wordt dat wij pedoseksualiteit banaliseren, dat wij in de Witte Mars lopen 'en tegelijkertijd geen rekening houden met de pedofiele uitspraken van Reve's levenspartner' of 'de seksuele obsessies van Schafthuizen stilzwijgend' laten passeren.

Het maatschappelijke debat over pedofilie moet los blijven van een literaire huldiging. Van een minister van cultuur én jeugd wordt niet verwacht dat hij dat debat aanzwengelt ten koste van de schrijvers, en zeker niet ten koste van een volksschrijver, een royalist die van het volk en de koning een prijs hoort te krijgen, net als zijn voorgangers, al hadden die soms ook wel een en ander op hun kerfstok. De rechtspraak in Gent over de zaak Schafthuizen kan misschien aangegrepen worden om dat debat te voeren, niet de toekenning van een literaire prijs aan zijn partner.

Wij erkennen voluit de soms verstrekkende negatieve gevolgen van pedoseksuele handelingen. We zien er heus wel de mechanismen van machtsmisbruik achter. Als ouders van drie jonge kinderen hopen we dat Vlaanderen in het reine komt met taboes omtrent pedofilie, incest, geweld binnen het gezin e.d., dat de grenzen die getrokken worden rechtvaardig zullen zijn en op brede instemming bij de bevolking mogen rekenen. Maar dat vormt het onderwerp van een ander debat, niet van deze zaak.

Voorspellen
U meende te kunnen voorspellen dat Joop Schafthuizen moeilijk zou doen tijdens de huldiging. U hebt misschien gelijk. Wij voorspellen ook een paar dingen. Drie, om precies te zijn.

  1. de populistische uitspraken in verband met de hele zaak zullen nog toenemen in kracht, want de zaak kent zijn demonen en die demonen zijn handige instrumenten om gemakkelijk te scoren. Het is het soort demonen waar uitgerekend een minister van cultuur en de kunstenaars waarover hij zich ontfermt tegenin moeten gaan. Dat dit niet gezamenlijk kon, dat een minister lijnrecht tegen die drang van schrijvers (en van Reve in zijn gehele oeuvre) inging, is wellicht de hoofdreden waarom zoveel schrijvers hun vertrouwen in de minister opzegden.
  2. het dossier is niet gesloten, niet in Nederland maar ook niet in Vlaanderen, waar de 'rel', zoals velen de zaak minimaliseren, zit ingebed in twee gevoelige breed-maatschappelijke discussies die verre van uitgeklaard zijn, m.n. de pedofilie (een krantencommentator gooide fijntjes 'een werkloze mecanicien uit Charleroi' in het debat, dat er toen al geen meer was) en de rol van de koning.
  3. de Grote Prijs der Nederlandse Letteren zal nooit meer zijn wat ze geweest is.