| |||
Nieuws Auteur |
Subtiele taal14 maart 2024, Tijdschrift Taal Lees hier de column over subtiele taal op de website van Tijdschrift Taal (betaalmuur) Ik lees nu en dan mijn verhaal 'Springdag' voor een groepje jonge kinderen. Bedoeling is om met hen vanaf jonge leeftijd te filosoferen over leven maar ook over dood. Ik vertel bij het binnenkomen dat, toen ik werd geboren, ik een koffer bij me had, waar boeken in zaten. Ik vraag aan de kinderen of zij ook een koffer bij zich hadden op het moment van hun geboorte. De kinderen brullen het antwoord door het lokaal: nee natuurlijk niet! Geboren word je met niks, helemaal in je blootje. Dan lees ik het verhaal over Zsofi. Zsofi zoeft door het luchtruim met haar koffertje in de hand, voorbij de sterren en de dampkring. Ze komt op de wereld terecht. Er is niets om haar heen. Uit haar koffertje klimt een vrouw. Van de vrouw krijgt Zsofi melk en wamte. De vrouw heeft ook een koffertje bij zich. Uit dat koffertje haalt ze een huis, een pop voor Zsofi, stoelen …. Helemaal op de bodem van haar koffer vindt ze tot haar verrassing een man. Die man heeft een koffertje bij zich. Daarin zit een wild paard, de hartewens van Zsofi. Maar er klimt ook een oude vrouw uit. De oude vrouw heeft – wat had je gedacht - een koffertje bij zich. Op een dag schudt de kouwelijke, zieke vrouw de inhoud van haar koffertje leeg. Ze zegt dat het tijd is. Ze gaat springen, zoals Zsofi heeft gedaan in het begin van het verhaal. Het springen van de oude vrouw wordt voorgesteld als iets neutraal, wat je doet als je moment is gekomen, wanneer je niets meer nodig hebt, en een en ander achter wil laten voor de volgenden. Na het voorlezen vraag ik aan de kinderen wie de vrouw in de koffer van Zsofi kan zijn geweest. Het is de mama van Zsofi, antwoorden de kinderen prompt. En wie is de man? Misschien wel de vader, zeggen ze. En de oude vrouw? Dat moet de oma zijn. En wat is dan Springdag? Het is de dag dat je wordt geboren. Maar het is ook nog iets anders… Na wat filosoferen over geboren worden en sterven herhaal ik mijn openingsvraag. Toen jij geboren werd, had je toen ook een koffer bij je? Dit keer zeggen de kinderen volmondig ja. Ze hebben bijna hoorbaar een klik gemaakt in hun hersenen. Zonder dat het enige moeite kostte zijn ze meegegaan in een manier om over onpeilbare onderwerpen te praten: door niet te zeggen wat je zegt, maar iets anders te zeggen. Ze zijn metaforisch aan het denken geslagen. De mens is daar over het algemeen goed toe uitgerust, al vanaf jonge leeftijd. We kennen al vroeg de spelregels van het beschrijven waar we geen woorden voor vinden. We gebruiken ‘subtiele taal’, zoals de Canadese filosoof Charles Taylor dit noemt. Als we verzonnen verhalen vertellen, verlaten we de onbetrokken en neutrale blik van de wetenschapper en de journalist. We houden ons niet langer aan de heldere één-op-één-verhouding tussen wat gezegd en wat bedoeld wordt. Kinderen vaardig maken in die verschillende manieren van verwoorden lijkt me een van de belangrijkste aspecten van taalverwerving. Er is het onafhankelijke, heldere spreken om te informeren, maar er is ook dat van de poëet, die verzen schrijft die je op twintig manieren kunt interpreteren. Die laatste manier hebben we nodig als er bijvoorbeeld een dierbare gestorven is. Ons denken over datgene wat we niet kunnen peilen heeft het spreken niet nodig, maar er talige beelden voor vinden geeft ons wel het gevoel dat we begrijpen. Taal vinden die om het onzegbare heen cirkelt om het toch te bevatten is een van de kostbaarste vermogens van ons menselijk brein. Wie er niet over beschikt zit in een kooi zonder doorgeefluiken. Hoofdpagina's: ZonKijken | Arkvaarders | Roos&zwijn | Vallen | Grindewal | Springdag | Beminde Ongelovigen |