Lezingen

Nieuws
Werk
   -Alle
   -Ebooks
   -Luisterboeken
   -Bewerkt/Verfilmd
   -Vertaald
   -Bekroond

Auteur
   -Biografie
   -Bibliografie
   -Prijzen
   -Interviews
   -Standpunt
   -Dissertaties
   -Favorieten

Audio/Video
Foto's
Contact

Een zwarte meester

Verschenen in De Standaard Online van 6 december 2017

Sinterklaas is weer naar Spanje dus dit verhaal gaat niet over Zwarte Piet. Het gaat over een ambitieuze kindervriend.

Ik leerde hem kennen op straat. Hij was net uit Sierra Leone aangekomen met zijn ouders en broers en zussen op de vlucht voor de oorlog daar. Ik kon niet goed inschatten hoe oud hij was, twaalf, veertien misschien. Hij liet me nooit mijn huis binnen gaan zonder een paar vragen te stellen: hoe het met me was, wat mijn kinderen deden. Hij had een accent, hij zocht naar zijn woorden. Hij was dun en groot voor zijn leeftijd, en hij was zwart, met zware donkere oogleden over opgespannen witte oogbollen die traag naar beneden zakten als hij sprak, en zich tijdens het luisteren ineens weer aandachtig opspanden. Het soort kind dat je niet kon fotograferen omdat de lichtplaat geen diepte of schaduw weet te halen uit zoveel donker huidpigment.

Zijn naam was Mohamed. Hij groeide als kool, werd steeds langer, bleef met ons en onze kinderen praten. Zijn accent was na een jaar verdwenen. Zijn woordenschat explodeerde: hij sprak met ingewikkelde woorden, beeldrijke taal, eeuwige nuance. Hij ging zijn puberteit in en zijn dromen en wensen werden duidelijk. Hij wilde richting sociale wetenschappen gaan, het passioneerde hem om mensen maatschappelijk te betrekken en weerbaar te maken. Op het buurtfeest stond hij aan een kraampje soep te verkopen ten voordele van Syrische vluchtelingenkinderen. Hij vatte studies Sociaal Werk aan op de Universiteit Antwerpen, ging op ERASMUS-uitwisseling, liep stage in lagere scholen in Vlaanderen. Daar begon het hem te dagen. Op de scholen waar hij kwam werd hij systematisch nageroepen. ‘Zwarte Piet is daar!’ Hij probeerde het geroep over zich heen te laten gaan. Het hield niet op, ook niet als hij er de kinderen over aansprak. Bij de lagereschoolkinderen ouder dan negen of tien was het moeilijk om zijn gezag te laten gelden. Ze behandelden hem als de clown die Zwarte Piet is, iemand die je eindeloos kan plagen, achternazitten, en met wie je grapjes maakt over in de zak stoppen. De kinderen die jonger waren, de kleuters vooral, kon hij niet benaderen. Stak hij zijn hand naar hen uit, dan gooiden ze zich tegen de benen van hun moeder aan. Vooral november en december zijn moeilijke maanden. Deze week laat hij weten dat hij aan een project bezig was met tieners, een initiatief om meisjes in middelbare scholen warm te maken voor het voetbal. Hij is twee keer per week coach in twee verschillende scholen, maar heeft verlof moeten aanvragen om zichzelf wat rust te geven. Het is hem teveel geworden, dat de hele dag worden nageroepen: ‘Hé, Zwarte Piet!’ Niet omdat ik me slachtoffer voel, voegt hij nadrukkelijk toe, maar omdat ik me niet wil laten wegzetten als karikatuur. Ik ben een mens als zij.

Het menselijke brein is nooit neutraal. Het legt de beelden die het laatst gezien heeft over de nieuwe heen. Toen vorige week in Nederland de vermiste Abdullah werd gezocht, en zijn afbeelding verscheen op de sociale media, een bruine jongen met donker haar en donkere wenkbrauwen, dacht mijn brein bij het zien van zijn gezicht en zijn naam – ik ben eerlijk - dat het een terrorist was. Ik las het woord ‘gezocht’ boven het opsporingsbericht, terwijl er in werkelijkheid stond ‘vermist’. Het bericht betrof een vijftienjarige dove autistische jongen die van roest hield, en zich vermoedelijk had verstopt in een kelderbox, tuinhuisje of stacaravan. Mijn brein heeft de laatste tijd veel foto’s gezien van donkere jongens met donkere wenkbrauwen, en het werkt traag: het heeft veel correcties nodig voor het weer echt kan waarnemen, zonder de ballast van wat het is ingeprent.

Vooral datgene waar we bang voor worden gemaakt, blijft storingen veroorzaken in onze waarneming. Ik herinner het me als de dag van gisteren: ik ben een jonge vrouw, pas afgestudeerd. Ik sta in Brussel in een groot, leeg kantoorgebouw aan de kopieermachine. Iedereen is al vertrokken, ik werk overtijd, ik heb een deadline. Achter me een liftschacht die niet meer in gebruik is. Plotseling komt de lift omhoog, de deur zwaait open, er komt een man uit, hij is klein van gestalte en zwart. Ik schreeuw en blijf schreeuwen van het schrikken, ik kan niet ophouden, de man moet me kalmeren. Hij is de reparateur van de lift, hij heeft geen kwaad in de zin. Tot vandaag ben ik ervan overtuigd: als toen een grote, blanke man uit de lift was gekomen, had ik niet zo staan krijsen. Maar omdat het een zwarte man was, met kroeshaar, kon ik niet ophouden. De angsten waar we als kind mee zijn opgezadeld, verlaten maar moeizaam ons brein. We hebben in de Lage Landen een prettige traditie van Sinterklaas. De kinderen hebben geen last van Zwarte Piet, is wat mensen die die traditie in vraag stellen wordt nageroepen. Kan het waar zijn dat weinig mensen er last van hebben, op een ambitieuze kindvriendelijke enthousiasteling als Mohamed na. Hoeveel generaties nog voor een jongeman uit Zwart-Afrika kleuterleider of onderwijzer kan worden in Vlaanderen?

Anne Provoost