Lezingen

Nieuws
Werk
   -Alle
   -Ebooks
   -Luisterboeken
   -Bewerkt/Verfilmd
   -Vertaald
   -Bekroond

Auteur
   -Biografie
   -Bibliografie
   -Prijzen
   -Interviews
   -Standpunt
   -Dissertaties
   -Favorieten

Audio/Video
Foto's
Contact

Recensie van 'Krop' in Doorbraak

Poëtische vingerafdrukken: recent verschenen Nederlandstalige poëzie

Patrick Auwelaert

Verschenen op Doorbraak op 12 oktober 2022

Voer Krop van Anne Provoost, Querido, Amsterdam, 2022, 77 blz., ISBN 978-90-21464-36-7
Ons oordeel: ****

De Vlaamse Anne Provoost (1964, Poperinge) is bekend als schrijfster van romans, kinder- en jeugdliteratuur en essays. Ze debuteerde in 1990 met het jeugdboek Mijn tante is een grindewal. Na ruim dertig jaar schrijverschap pakt ze nu voor het eerst uit met een dichtbundel: Krop. De bundel telt vijftig gedichten in overwegend vrije versvorm, waarvan er veel twee en drie bladzijden beslaan.

Al in het openingsgedicht is er sprake van een lyrisch ik, dat wacht op een man ‘die door kieren naar binnen kan’. De man komt ook in andere gedichten ter sprake. Al snel wordt het voor de lezer duidelijk dat het lyrisch ik en de man een echtpaar vormen (de dichteres en haar echtgenoot?). In suggestieve bewoordingen legt Provoost het wel en wee vast van een hedendaags gezin met drie kinderen dat onder meer te lijden heeft onder de coronacrisis (‘Er is een virus buiten’) en zich ‘zongedroogd in de Povlakte’ bevindt.

Hoe groot de liefde tussen het paar is, blijkt uit regels als ‘Hij was het eerste eiland dat ik vond / Ik moest een zonnebril tegen zijn schittering dragen’, ‘Sindsdien / gaan we iedere dag / naar elkaars hoogtepunt op zoek’ en ‘We zullen elkaar alles vergeven / behalve dat de ander de eerste is / die voor de laatste keer ademt’. Die laatste regel verwijst naar de dood — een gegeven dat ook elders in de bundel meermaals aan bod komt, vaak gekruid met galgenhumor, ironie en zelfspot.

De titel van de bundel, Krop, duikt ook enkele keren op. Een eerste keer in het titelgedicht, waarin het gaat om een krop in de keel van ontroering. Het gedicht laat een ietwat fatalistische indruk na, met beginregels als ‘We hebben de jaren al, / dus het beste wat / ons nu kan overkomen / is vroegtijdig dood te worden verklaard’. Een typische gedachtegang voor echtparen waarvan de kinderen het huis uit zijn? Feit is dat de bundel grossiert in formuleringen als de voorgaande. Het is dan ook beslist geen toeval dat het slotgedicht van de bundel Zoals ik je nog zei toen ik stierf als titel heeft. Toch rest er altijd nog zoiets als troost: ‘Dus scheld me nu maar uit met je laatste woorden, want / er is tussen ons iets enorms aan de gang.’ En: ‘De herfst heeft een koude ziekte, maar / wij hebben de kinderen, er branden waxinekaarsen / in de palm van hun hand.’

De debuutbundel van Anne Provoost is een kleine openbaring. Hij leest niet als de eerste, roekeloze worp van een dichter, maar als een voldragen werkstuk. Provoost heeft het dichten onder de leden én de knie. Ze gaat spitsvondig met de taal om en is spaarzaam met leestekens. Ook haar toon treft: die getuigt nu eens van verwondering, dan weer van gelatenheid, terwijl ook vitalisme als een grondtoon door de bundel waart. Knap!

Lees hier de recensie op de website van Doorbraak