Lezingen

Nieuws
Werk
   -Alle
   -Ebooks
   -Luisterboeken
   -Bewerkt/Verfilmd
   -Vertaald
   -Bekroond

Auteur
   -Biografie
   -Bibliografie
   -Prijzen
   -Interviews
   -Standpunt
   -Dissertaties
   -Favorieten

Audio/Video
Foto's
Contact

Bij de heruitgave van 'De blijde dag' van Stijn Streuvels

De andere kant van de heuvels
17 juni 2021

Door Anne Provoost

Wikipedia en Goodreads zullen het u niet vertellen, maar De blijde dag is een boek over gezang. Of preciezer: het is een novelleachtige roman over sirenen die je met hun wonderbaarlijke stemmen wijsmaken dat aan de andere kant van je werkelijkheid het gras groener is.

Door een samenloop van omstandigheden staat de zeventienjarige Hélène Grisar zich al vroeg in dit verhaal hoog op een berg te verbazen omdat ze ineens ‘heel de wereld’ kan overzien zonder ergens een kloosterzuster of een weesmeisje te ontwaren. Ze moet nog diezelfde avond naar het weeshuis terug, want er is behalve de zusters niemand om haar in huis te nemen. Dat doet ze na afloop van die Hele Blijde Dag min of meer gewillig, maar met een diep medelijden met het weesmeisje dat ze al die jaren is geweest.

Als ze bij thuiskomst moet bidden, hoort ze in haar hoofd de liedjes die ze op de heuvel heeft leren kennen. De gezangen van haar rijke en vooral vrije neven en nichten blijven als op repeat door haar hoofd gaan; ze zou ze met geen steen uit haar gedachten kunnen verjagen. Zoals voor vele anderen, is muziek ook voor haar een manier om de tijd terug te eisen. Ze herbeleeft tot in den treure het ogenblik waarop haar een vage belofte werd gedaan.

Zijn deze weesmeisjes weerloos, of lijken ze dat alleen maar? En als ze weerloos zijn, wie zijn dan hun onderdrukkers? Het zingen houdt nogal abrupt op. De tegenspeler van Hélène, de aantrekkelijke jonge Rodolf, die de middag voor haar mythisch maakt door haar een kleinood te schenken, kan niet praten. De kans dat hij ooit zal zingen, is zo goed als onbestaande. Streuvels beschrijft Hélènes ontwrichte manier van kijken naar zichzelf zoals we van hem gewend zijn: geduldig alle hoeken van haar ziel aftastend, zonder haast. Geluk is schaars in zijn universum, maar er is des te meer aanvaarding, en dat is ook een vorm van geluk.

Streuvels’ blik is in De blijde dag op de vrouw gericht, en dat is enigszins verrassend. Vrouwen zijn in zijn romans meestal antagonisten en nevenpersonages. In dit boek betreedt hij vastberaden de vertrekken waar hij als man niet kan komen: een meisjesweeshuis bestierd door kloosterzusters.

Ik heb over Streuvels bij andere gelegenheden beweerd dat hij een ecologist avant la lettre was. Zijn gedetailleerde en realistische weergaven van een naturalistische werkelijkheid met metaforen van hoe de mens de aarde benut door haar te doorploegen en af te ranselen, klinken in hedendaagse oren als waarschuwingen.

Hij schetst mannen als belichamers van een landelijk patriarchaat en steekt zijn kritiek op het universalistische, abstracte denken opgelegd door een eeuwenoude, restrictieve orde niet onder stoelen of banken. Als hoeders van het land moeten mannen hard zijn, dapper, streng, ze mogen geen tranen laten, er is in een mansleven geen ruimte voor innigheid, schuchterheid, fijnheid of intuïtie.

Door Streuvels’ aandacht voor onberispelijke periodedetails lijkt het nu en dan alsof een nostalgisch verlangen naar de tijd en de plek waar het te bewandelen pad duidelijk was, kritiek op die starheid in de weg zit, maar net dan komt hij met kleine, haast onopvallende bevragingen. Uit de manier waarop hij duidelijk maakt dat het patriarchaat ook de mannen beschadigt, blijkt dat hij naast een vroege ecologist ook een voortijdige feminist-van-de-derde-golf is.

De weesmeisjes in dit boek staan onder de hoede van kloosterzusters. Hun levens scharnieren, zoals we ons in een pandemie weer ten volle realiseren, tussen vrijheid en veiligheid. Omdat de meisjes een onduidelijke afkomst hebben, komt hun grijze bestaan wel heel dicht in de buurt van een gevangenisleven. Zijn ze weerloos, of lijken ze dat alleen maar? En als ze weerloos zijn, wie zijn dan hun onderdrukkers?

Streuvels’ realisme, dat hem al vroeg in zijn schrijverscarrière op de zwarte lijst ‘der te mijden auteurs’ deed belanden, trekt ons vanzelf binnen in een vrouwelijke microkosmos waarin de patriarchale mechanismen van macht en gezag evengoed gedijen. Ook onder meisjes en vrouwen kunnen relaties toxisch zijn: er wordt getreiterd, vernederd, er zijn geraffineerde systemen van uitverkiezing en uitsluiting. Helemaal bovenaan in de pikorde staan natuurlijk de zusters. In mijn tijd waren kloosterzusters ongeveer de meest gestereotypeerde bevolkingsgroep van Vlaanderen. Ze waren de vijand, alle nonnen waren hetzelfde, een non was per definitie het omgekeerde van een moeder, ze kon nooit aan je zijde staan, ze was a priori je tegenstrever.

Op die vereenvoudiging laat Streuvels zich niet betrappen. Hij kiest de zijde van de jonge meisjes, en bekritiseert zonder omwegen de vrouwen die geloften hebben afgelegd. Ze onderwerpen meisjes zowel fysiek als mentaal aan de dwang van veel te strenge regels waardoor op het einde die jonge meisjes ‘verstarde wezens’ worden. Toch zal, op een moment dat de lezer het niet meer verwacht, Hélène zich de bezorgdheid en liefdevolle behandeling van de zusters herinneren.

Streuvels beschrijft de rigide voorschriften van het gesticht in contrast met de veerkracht en het verbeeldende verlangen van jonge meisjes. Hun onbehagen voedt hun krachtdadigheid, maar een voor een lopen ze vast in hun lotsbestemming. Het opvangsysteem voor wezen waarin ze verzeild zijn geraakt, zal hen niet accommoderen. De mannen die hen benaderen, maken beloftes waarvan ze weten dat ze die nooit waar zullen maken.

De weesmeisjes nemen wanhopig hun wensen voor werkelijkheid, en laten zich meeslepen door het sirenengezang van twee heren die beweren dat de wereld groter is dan het weeshuis, en bovenal vrijer. Zoiets kan natuurlijk nooit helemaal goed aflopen. Op het einde winnen niet de zusters, maar de vermogende mannen, van wie de ene spreekt en de ander stom blijft, want bij hen zit de ratio, het gezond verstand, de geregelde orde die alleen maar wordt bevraagd voor de grap of om te plagen. Hélène blijft gelukkig niet achter met broken dreams, en net dat is in deze vertelling wellicht het meest tragische. Streuvels’ slotzin klinkt neutraal, maar druipt van de spijt.

Elke grote schrijver heeft ergens in zijn oeuvre een eerder bescheiden boekje dat een zijlijn lijkt te bewandelen, maar waarin hij in feite zijn krachten opbouwt. Voor Streuvels is dat De blijde dag.

De blijde dag
Lannoo, 280 blz., € 17,99