Lezingen

Nieuws
Werk
   -Alle
   -Ebooks
   -Luisterboeken
   -Bewerkt/Verfilmd
   -Vertaald
   -Bekroond

Auteur
   -Biografie
   -Bibliografie
   -Prijzen
   -Interviews
   -Standpunt
   -Dissertaties
   -Favorieten

Audio/Video
Foto's
Contact

Geen gezellig verhaal

Waarover gaat ‘De arkvaarders’?
Het hoofdpersonage van dit boek is een jonge, donkere vrouw voor wie op de ark van Noach geen plaats is. Ze valt letterlijk uit de boot. Ze is gelukkig nogal geslepen. Ze verleidt Cham, de jongste zoon van Noach, en verovert op die manier een clandestiene plek aan boord. Als verstekelinge is ze getuige van hoe het de uitverkorenen tijdens de zondvloed vergaat: ze worden door schuldgevoelens verteerd. Ik hervertel dus het bekende verhaal uit Genesis, maar vanuit het standpunt van iemand die eigenlijk had moeten verdrinken. Zondvloedmythes komen in bijna alle culturen voor, van de Sumerische tot de Islamitische. Dat is ook logisch. Hoeveel keer zal het niet zijn gebeurd dat een pater familias tijdens een overstroming snel zijn hebben en houden aan boord van een sloep moest brengen. Hij neemt natuurlijk zijn geiten en wat pluimvee mee, als daar tijd voor is. Na dagen rondzwalpen komt hij met zijn hele gezin weer aan land. De omgeving is totaal veranderd. De familie herbegint en heeft het gevoel dat ze de enige overlevenden zijn van een grote ramp. Jaren later vertelt men onder zijn afstammelingen nog altijd het verhaal van de grote redding.

Vanwaar die interesse voor een bijbelverhaal?
Ik heb een katholieke opvoeding gehad. De katholieken kennen het verhaal van Noach, maar alleen in die versuikerde versie: de dieren twee aan twee, en dan Noach en zijn vrouw aan het roer van het schip. Ik was al volwassen toen ik ontdekte dat er nog meer mensen op de ark zaten: de zoons Sem, Cham en Jafeth en hun vrouwen. Ik wist niet dat Noach op het einde zo dronken was dat hij zijn kleinzoon vervloekte. Toen ik het echte verhaal leerde kennen, raakte ik wel erg geïntrigeerd. Ik wilde schrijven over mensen die van zichzelf zeggen dat ze zijn uitverkoren. Ze zijn geselecteerd omdat ze rechtschapen zijn, staat er in de bijbel. Maar word je dan niet algauw corrupt? Brengen die privileges je niet automatisch in bekoring? Aan de dubieuze claim van uitverkiezing wilde ik mijn verhaal ophangen. Je kan vandaag mensen niet meer opdelen in 'goeden' en 'slechten’, zoals men dat deed in de bijbelse tijd. In mijn leven heb ik nooit ‘slechte’ mensen ontmoet, zoals ik ook nooit ‘goede’ mensen heb ontmoet. Alle mensen die ik ken zitten daar tussenin. De opdeling tussen goed en kwaad is kinderlijk denken dat eerder in stripverhalen thuishoort.

En wat is je conclusie?
De arkvaarders vertelt geen verhaal over een gezellig dobberende schuit vol schattige dieren. Het boek evoceert de wanhoop van mensen die proberen te overleven. Ik heb een grote interesse voor de positie van de underdog. Zodra de ernst van de situatie duidelijk is, worden de niet-uitverkorenen creatief en zelfredzaam. Ze sjoemelen en ritselen om toch maar gered te worden. Ze weten dat ze zullen verdrinken als ze niet ‘bij de club’ behoren. Een roman is het resultaat van de weg die je hebt afgelegd, niet van de plek waar je bent uitgekomen. Er zijn vele wegen. Het is vooral de bedoeling dat de lezer mee denkt en zijn eigen parallelwegen zoekt.

Is een verhaal over stijgend water niet per definitie ook een verhaal over de hedendaagse tijd?
Zondvloedverhalen geven uitdrukking aan het geloof dat een schepping vroeg of laat ten onder gaat en zichzelf vernieuwt. Ik denk dat we dat geloof vandaag kwijt zijn. Als dit keer de wereld onder water loopt, is er geen weg meer terug. De vernieuwing die de opwarming van de aarde met zich meebrengt zal geen verbetering zijn. Ik beschrijf in het boek hoe mensen selectief luisteren als er rampspoed wordt voorspeld. Ze verrichten routinematig de handelingen die ze gewoon zijn. Ze zijn niet in staat om gepast te reageren op de voorspellingen van rampspoed. Maar de verschrikking kan niet worden afgewend, en het verhaal eindigt met het opengaan van de hemelsluizen.
Ik schreef De arkvaarders eind de jaren negentig, toen scenario’s over collectief onheil steeds vaker de krant haalden: het gat in de ozonlaag, broeikaseffect, ebola, vogelgriep en mond-en-klauwzeer. Langzaam werd duidelijk welke onderwerpen ons de komende jaren uit onze slaap zouden houden: religie en het klimaat. In dit boek heb ik mijn onrust over beide verwoord. Wat als straks bij voedselschaarste weer een onderscheid wordt gemaakt tussen volken die wel of niet uitverkoren zijn? Wat als onheil weer gelinkt raakt aan goddelijke straf? We weten wat ons boven hoofd hangt, maar we lijken verlamd. We zijn te lui of te verzadigd om juist te reageren.

Je hebt flink wat research moeten doen om het verhaal levensecht te maken.
Ik heb alles gelezen wat ik te pakken kreeg over de voor-bijbelse culturen. Het water uit de testamenten spreekt tot de collectieve verbeelding. Dat komt natuurlijk omdat voor de volken van de boeken water zo schaars was. De woestijn, water uit de rotsen slaan, de Rode Zee die zich opent voor Mozes, het zalven in plaats van wassen… De hele tijd voelde ik dat ik met een mythe werkte. Ik moest beschrijven hoe de ark werd gebouwd, terwijl iedereen weet dat het onmogelijk is een schip te bouwen dat het volledige dierenrijk kan bevatten. Ik moest alle dieren aan boord laten komen terwijl ik weet dat de kangoeroes onmogelijk het Tweestromengebied konden bereiken. Voor mij was dat de sport: te doen alsof mijn neus bloedt als er historisch iets niet klopt. Ik ging aan de slag met een verhaal uit mijn jeugd en zette het helemaal naar mijn hand. Die wereld van 6000 jaar opnieuw uitvinden, de dagdagelijkse details invullen, dat boeide me mateloos.

Er lopen interessante nevenpersonages in je boek rond, zoals bijvoorbeeld de dwerg. Ook het kind Put, dat met Re Jana is meegekomen, is fascinerend. Hij verdwijnt soms hoofdstukken lang uit het verhaal. Als hij weer opduikt, strooit hij roet in het eten.
Ik wilde heel zeker een kind in het boek hebben. Put zorgt voor de catharsis. Hij is nog maar een jaar of zeven dus hij kan nog niet hebben gezondigd. Toch zal hij moeten verdrinken, want hij behoort niet tot de uitverkorenen. Op het einde van het boek vinden we hem half verwilderd in een hoekje van de ark terug. Hij wil met de arkvaarders niks meer te maken hebben. Voor mij was hij de stem van het verwijt. Hij veroordeelt Noach en ze zijnen in naam van de hele mensheid. Iemand anders kan het niet meer doen, want iedereen is verdronken.

De naam Noach valt welgeteld één keer. Bij jou is hij beter bekend als ‘de bouwheer’.
Ik wilde af van het prototype van de dierenvriend op leeftijd. Voor mij was hij een man met een plan. Hij bouwt aan een megalomaan project waar mensen zich vanwege de grootsheid toe aangetrokken voelen. Maar Noach is natuurlijk 'verbrand'. Hij bouwde een schip omdat hij uitverkoren was. Als je uitverkoren bent omdat je rechtvaardig en rechtschapen bent, moet je dan niet je plaats afstaan aan een kind? Denk aan de verhalen over de uitroeiingkampen in Nazi-Duitsland: mensen die in de plaats van anderen naar het vuurpeloton gingen. Dát was heldendom. Een rechtschapen mens zijn is meer dan zorgen voor je eigen hachje.

Re Jana wordt gelovig. Pleit je voor religie?
Re Jana kijkt vol onbegrip naar de arkvaarders. Zelf heeft ze een meergodengodsdienst. Haar maak je niet wijs dat er maar één god is. Als je god ermee dreigt je te verdrinken, dan neem je toch een andere, vindt ze. Maar uiteindelijk zal ze zich aan de god van de arkvaarders overgeven. Ze heeft voor het eerst in haar leven te maken met een god die straft, oordeelt en beloont. Een god die zo meedogenloos is dat hij al zijn hele wereld vernietigt, daar moet je wel het hoofd voor buigen. Ik was bij het schrijven vooral geïnteresseerd in de psychologie van religieus gedrag. En in de vraag hoe het komt dat religie de eenentwintigste eeuw heeft gehaald. Talen zijn gewijzigd, schriften, machtsverhoudingen, metrische waarden, maar onze religieuze houding is ongeveer dezelfde gebleven. We blijven geloven in de Almacht die buiten de materie staat en die ons aanstuurt. Ik kan me daar nog iedere dag over verbazen.

Hoe loop het verhaal af?
Het verblijf op de ark was verre van gezellig. Als mensen moeten samenleven in een levensbedreigende situatie maken ze er meestal een boeltje van. Die bedreiging die maanden aanhoudt, dat is slopend. Als het water uiteindelijk zakt en de arkvaarders weer aan land kunnen, is de aardbodem niets dan drab met algen. De nieuwe woonplaats is een ellendige nederzetting in de modder. ‘Dit waren ze, de uitverkorenen, het begin van een nieuw mensheid. Niemand was veranderd,' stelt mijn hoofdpersonage vast.

De Frankfurter Allgemeine beschuldigde de roman van antisemitisme. Hoe reageer je daarop?
Wie de Bijbelse geschiedenis kent, weet hoe ver Noach in de tijd is verwijderd. Het doden van een mens is nog niet strafbaar. Volgens de overlevering heersten vooral het kwaad en de boosheid. Er is nog geen sprake van een joods volk, of van Semieten, zoals er nog geen sprake is van Christenen of van Moslims. Het joodse volk ontwikkelt zich honderden jaren later, met de komst van Abraham. De Semieten zijn genoemd naar Sem, de zoon van Noach, die op het moment van de vertelling nog aan zijn nageslacht moet beginnen. Het is de critica van de Frankfurter Allgemeine ontgaan dat je precies door de vooroordelen van het ene volk te confronteren met die van het andere kunt laten zien dat het superioriteitsgevoel eigen is aan elk volk. Dit boek gaat over hoe net in die botsing van zeden ethische inzichten op een volgend niveau worden getild. Een jonge vrouw en een jonge man ontmoeten elkaar. Ze zitten vol vooroordelen tegenover elkaar, maar toch worden ze verliefd. Zo gaat het toch nu ook nog steeds?

In de VS kreeg je dan weer veel reactie uit Joodse hoek.
Het is de vrije interpretatie van het verhaal die hen aanspreekt. De opvatting dat de bijbel een tekst is die je letterlijk moet opvatten is een christelijke. De joden zijn altijd al bezig met bibliodrama, waarin de centrale vraag niet is: ‘Is dit historisch waar?’ maar wel: ‘Is dit levensecht?’ Voor hen is dit boek geschreven in de traditie van de midrash, dat is het hervertellen van verhalen uit de bijbel met de bedoeling beter inzicht te krijgen. Mijn uitgever in New York, Arthur Levine, is zelf joods, dus dat helpt.

Is het debat over goeden en kwaden vandaag nog aan de orde?
Op dit moment, in mijn eigen land bijvoorbeeld, heel zeker. Hier zijn mensen aan de macht die het Belgische volk verdelen in ‘goeden’ en ‘slechten’. De communautaire impasse komt voort uit een opgeklopte tegenstelling tussen twee landsgedeelten, tussen twee soorten mensen zelfs. Maar alles wat de Vlamingen zeggen over de Walen kunnen de Belgen zeggen over de migranten, Europa over Afrika, en ga zo maar verder. De anderen zijn altijd luier en armer en onbeschofter dan het eigen volk. Dat is een touw dat harder en harder wordt aangespannen. Ineens is de lucht weer vol van begrippen als natiestaat en identiteit. Identiteit is in mijn ogen een verzameling van eigenaardigheden. Het Engels heeft daar een goed woord voor: particularities. Identiteit is voor mij interessant, maar het is niet iets waar ik per se fier op ben. Ik heb er namelijk geen verdienste aan. Als ik moet fier zijn dat ik Vlaming ben, wat is dan het volgende waar ik fier op moet zijn? Dat ik blank ben? Het opwekken van nationalistische gevoelens heeft altijd een onderliggende agenda: economisch chauvinisme. Of erger nog, zorgen dat het kanonnenvlees klaarstaat voor het geval iemand het grondgebied betreedt.